les drie. test Uitscheiding en Monsters

frequentie van urine per dag
A
3 tot 6 keer per 24 uur
B
3 tot 8 keer per 24 uur
C
4 tot 8 keer per 24 uur
D
6 tot 10 keer per 24 uur
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
MBOStudiejaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

frequentie van urine per dag
A
3 tot 6 keer per 24 uur
B
3 tot 8 keer per 24 uur
C
4 tot 8 keer per 24 uur
D
6 tot 10 keer per 24 uur

Slide 1 - Quizvraag

hoeveelheid urine per dag is?
A
liter per dag
B
0.5 tot 1 liter per dag
C
2 liter per dag
D
1,5 liter per dag

Slide 2 - Quizvraag

poly-urie betekent
A
> 2 liter urine per dag
B
< 2 liter urine per dag
C
> 1,5 liter urine per dag
D
< 50 ml urine per dag

Slide 3 - Quizvraag

oligurie betekent
A
< 500 ml per dag urine
B
< 400 ml per dag urine
C
< 3000 ml per dag urine
D
< 200 ml per dag urine

Slide 4 - Quizvraag

Er is sprake van anurie bij een urineproductie van?
A
< 40 ml per dag
B
< 60 ml per dag
C
< 50 ml per dag
D
< 70 ml per dag

Slide 5 - Quizvraag

normale kleur van urine is
A
geel
B
goudgeel
C
lichtgeel
D
troebel gekleurd

Slide 6 - Quizvraag

helderheid van urine normaal is?
A
troebel
B
helder
C
schuimend
D
met vlokken

Slide 7 - Quizvraag

afwijkende urine: wat observeer ( zie ) jij dan aan de urine? schrijf kenmerken..

Slide 8 - Open vraag

normaal is de straal van urine
A
haperend
B
krachtige straal bij mannen
C
zonder haperen
D
druppelend

Slide 9 - Quizvraag

frequentie van ontlasting ( hoe vaak is normaal)
A
1 tot 3 keer per 24 uur, tot 3 tot 4 keer per week
B
1 tot 4 keer per 24 uur tot4 tot 5 keer per week
C
0 tot 3 keer per 24 uur tot 4 tot 6 keer per week
D
1 tot 3 keer per 24 uur tot 4 tot 6 keer per week

Slide 10 - Quizvraag

afwijkend defecatiepatroon is
A
Meer dan 4 keer per dag, minder dan 4 keer per week
B
Meer dan 2 keer per dag, minder dan 2 keer per week
C
Meer dan 5 keer per dag, minder dan 5 keer per week
D
Meer dan 3 keer per dag, minder dan 3 keer per week

Slide 11 - Quizvraag

normale kleur van ontlasting is
A
grijs
B
zeer lichtbruin
C
Donkerbruin
D
bruin

Slide 12 - Quizvraag

afwijkende kleuren van ontlasting zijn?

Slide 13 - Open vraag

de geur van ontlasting is?
A
afhankelijk van wat de cliënt heeft gegeten?
B
ijzerachtige geur is een normale geur?
C
ruikt heel sterk?
D
weet niet?

Slide 14 - Quizvraag

ik kijk altijd even naar mijn eigen ontlasting. Ik weet wat normaal is.
Ik herken ook wat afwijkend is. Ik kan klinisch redeneren?
A
Ja, dat doe ik altijd
B
Ja, dat doe ik meestal wel...
C
Nee, ik kijk nooit
D
Het valt direct in het toilet en kan het niet goed observeren..

Slide 15 - Quizvraag

is dit normale ontlasting?
A
De ontlasting heeft in de vorm van een enkele keutel, maar hard, klonterig en bobbelig. De cliënt adviseren om meer te gaan drinken.
B
Brijachtige, zachte ontlasting met enkele hardere stukjes erin. dat is niet oké...
C
Is waterige, volledig vloeibare stoelgang. Dit is niet oké.
D
Verschillende kleine harde keuteltjes, worden moeizaam uitgescheiden. De ontlasting heeft een behoorlijke tijd in de darm doorgebracht en is uitgedroogd.

Slide 16 - Quizvraag

De ontlasting heeft de vorm van een gladde slangachtige keutel. Dit is normale ontlasting. Deze zal met weinig druk worden uitgescheiden.
A
ja, klopt
B
ja, klopt maar dat heb ik nooit?
C
ja, klopt. Dan hoef je amper je billen te vegen
D
ja, klopt. Dit heb ik altijd. Ik eet gevarieerd en gezond. met veel fruit, vezels en voldoende vocht.

Slide 17 - Quizvraag