Zoek in je boek minimaal 4 verschillende bronnen.
Kies voor iedere intentie (informeren, overtuigen, activeren of amuseren) één bron.
Lees de bronnen aandachtig door en werk het stappenplan uit.
Gebruik onderstaande hulpvragen.
Wat: Beschrijf kort wat de bron laat zien of zegt.
Hoe: Hoe is de informatie gepresenteerd? (Bijvoorbeeld: tekst, afbeelding, grafiek)
Historische context: Wat weet je over de tijd waarin de bron is gemaakt?
Tekenen: Welke signalen herken je die wijzen op het doel van de bron?
Uitleg: Leg uit waarom je denkt dat de bron bedoeld is om te informeren, overtuigen, activeren of amuseren.