V5 periodo 1 clase 15: cómo describir una imagen

V5: Clase 15 periodo 1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

V5: Clase 15 periodo 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivos

- Ik kan een gedetailleerde beschrijving geven van een foto van een persoon en mijn mening geven over kledingstijl. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Palabras importantes
- Llevar: ¿Qué ropa llevas hoy?
- Quedar bien/mal/grande/estrecho/etc: Estas botas me quedan grandes. 
- Ponerse: Yo me pongo mis zapatillas deportivas cuando tengo gimnasia en el instituto. 
- Soler: ¿Qué ropa sueles llevar los fines de semana?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prueba oral: unidad 4
- Describir una foto (1-2 minutos) + preguntas
Je krijgt een foto en beschrijft deze zo uitgebreid mogelijk. Naast de beschrijving, geef je ook je mening over de foto. 
- Kletspot: ook over het onderwerp De compras krijg je een aantal vragen tijdens het mondeling. Hier gaan we morgen mee aan de slag. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

describir una imagen
paso a paso

Pon mucha atención y toma apuntes...

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.
En la foto/ imagen hay...

(dos personas, una chica, un grupo de amigos, etc, etc)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. ¿dónde?
En primer plano....
al fondo....
En el centro...
A la derecha / izquierda / arriba / abajo...

vemos / hay 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 ¿Quién?
Un grupo (de) ...
una mujer
un niño
un perro


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. aspecto físico
Es alto / bajo.
Tiene los ojos marrones / azules ...
Es morena
Tiene el pelo rizado.
Lleva gafas.
Parece joven / es un hombre mayor

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. estado de ánimo
Está / Parece (lijkt) ....
enfadado
alegre
muy contento
triste
preocupado

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Ropa
Lleva un vestido azul.
Lleva zapatillas blancas.
Lleva unos pantalones anchos.

Las botas le quedan ajustadas / grandes 
El vestido le queda muy bien. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. posición
El chico está sentado en una silla/ en un banco
Está de pie
Está acostado 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips para describir personas

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. acción ¿Qué está pasando?
Las tres chicas están charlando.
Los alumnos están haciendo un examen. 
La mujer vieja está hablando por teléfono.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El gerundio
Lo usamos para explicar qué estamos haciendo en este momento

La estructura es muy simple....

Si es difícil para ti, también puedes usar el presente en tu examen (pero el gerundio es de nivel más avanzado). 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El gerundio
Estar + -ando (verbos -ar) / iendo (verbos -ir/-er)
(hay algunas formas irregulares)
Ejemplos: La chica está bailando.
- Ellos están comiendo
Irregulares
pidiendo (pedir), durmiendo (dormir), diciendo (decir), yendo (ir)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. ¿dónde? II
lugares cerrados: cine, casa, colegio, biblioteca, cocina, centro comercial

lugares abiertos: parque, playa, campo, calle

Los chicos están en una playa. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10.  ¿Cuándo?
  • Parece temprano / tarde /  por la mañana / por la tarde / por la noche / por la madrugada / 
  • estación del año: parece que es primavera/verano/ otoño/invierno

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tu opinión

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Tu opinión
- Me gusta su estilo porque es clásico y elegante.
- Su estilo me parece cómodo y colorido.
- Creo que su estilo es deportivo porque lleva zapatillas deportivas. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Recuerda y repasa: ser / estar / hay
  • En la imagen está un chico ⇒ En la imagen HAY un chico (Haber y estar)
  • La mujer es en un cine ⇒ La mujer ESTÁ en un cine (Ser y estar
l

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

repaso vocabulario

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

repaso vocabulario

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

bekijk dit filmpje met de leerlingen en laat hen woorden noteren die ze niet meer wisten + de betekenis
¡A practicar! 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resto de la clase + evaluación
Practica el vocabulario de la unidad 4 en Quizlet.

Morgen gaan we aan de slag met beschrijven en met de  kletspot! 

Leerdoel: - Ik kan een gedetailleerde beschrijving geven van een (foto) persoon en mijn mening geven over kledingstijl. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies