12.1 Kruisingschema's

12.1 Eigenschappen doorgeven
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

12.1 Eigenschappen doorgeven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
1. Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent.
2. Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is.
3. Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven.
4. Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben.
5. Je kunt kruisingen met meer dan twee fenotypen uitwerken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eerst even wat herhaling van vorige week

Wat weten jullie nog?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype & Fenotype
  • Genotype: alle erfelijke informatie in je DNA.

  • Fenotype: al je waarneembare (uiterlijke) eigenschappen.
  • Je fenotype = je genotype + milieufactoren. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het fenotype is:
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden van de omgeving
C
Alleen de invloeden van de omgeving

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je genotype?
A
DNA
B
Informatie over erfelijke eigenschappen
C
Chromosomen
D
Lange dunnen draden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot en heterozygoot

  • aa = homozygoot recessief
  • AA =  homozygoot dominant
  • Aa= heterozygoot

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van Genotype naar Fenotype
Homozygote
Homozygote
Heterozygote

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AA is
AA staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aa
aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aa
Aa staat voor 
A
homozygoot dominant
B
heterozygoot
C
homozygoot recessief

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de vader, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De vader is heterozygoot voor haarkleur. Zijn haar is bruin. Wat is het dominante gen?
A
Bruin
B
Rood
C
Bruin en rood
D
Geen van beiden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bekijk de afbeelding hiernaast. De vader is heterozygoot voor de haar kleur bruin. Hoe noteer je dit?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Noteer het genotype van de moeder. Vermeld erbij of het om homozygoot of heterozygoot gaat.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Bekijk de afbeelding hiernaast. Is de zoon, homozygoot, heterozygoot of niet te zeggen?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Niet te zeggen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bekijk de afbeelding hiernaast. Hoe noteer je het genotype van deze jongen?
A
Homozygoot dominant AA
B
Heterozygoot Aa
C
Homozygoot ressecief aa
D
Homozygoot dominant aa

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De zaadcel van de vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Recessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kruisingschema


Een kruisingsschema is een tabel met alle mogelijke combinaties van allelen bij een kruising. 
Met een kruisingsschema kun je voorspellen wat de kans is dat een nakomeling een bepaald fenotype krijgt.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je nou een kruisingsschema?

Slide 23 - Tekstslide

- Als we het over de generatie van de ouders hebben, dan praten we over P
- Als we het over de eerste generatie kinderen hebben, dan praten we over F1
- Als we het over de tweede generatie kinderen hebben, dan praten we over F2
Je kunt uitleggen hoe je aan een eigenschap komt die je ouders niet hebben.
2 ouders met donker haar krijgen een zoon met rood haar. 
Hoe kan dat?
- Moeder heeft 2 genen voor haarkleur, bruin en rood.
- Vader heeft 2 genen voor haarkleur, bruin en rood.
- Vader geeft rood door, moeder geeft rood door. 
Hoe ziet een kruisingsschema er dan uit?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
F1 generatie = kinderen 
Welke mogelijkheden zijn er?

Fenotype
Genotype
Mogelijke geslachtcellen
Heterozygoot
Aa

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten. 
opties man    = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
In het schema worden de opties samengevoegd.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
                    = 1 x 25% op AA
                    = 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 4 opties: 
genotype
A bij A = AA
a bij A = aA (schrijf je als Aa)
A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- donker
- rood

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het fenotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het genotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Maak een kruisingsschema:
Rr x rr
Hoe ziet de F1 eruit?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje.
Hoeveel % van de F1 is langharig?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Intermediar
Drie verschillende kleuren => Intermediar fenotype.
Met bloemen of kippen.




Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intermediair
F1 heeft een fenotype dat een combinatie is van de ouderlijke fenotypes

Paars + Wit = Roze

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onvolledig dominant: Beide fenotypen zijn even sterk

 
Intermediair: Beide fenotypen komen tot uiting 

Intermediair fenotype

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Intermediair fenotype:
Wat zijn de genotypen van deze kippen?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genotype
(genen) = informatie van de twee allelen voor een eigenschap; je noteert het genotype met twee letters. Genotype wordt ook gebruikt als het gaat om de informatie op de genen. 
Heterozygoot
Twee ongelijke allelen voor een eigenschap
Homozygoot
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Dominant
Het overheersende allel van de twee allelen voor een eigenschap; een dominant allel noteer je met een hoofdletter.
Recessief
Het allel voor een eigenschap dat onderdrukt kan worden, een recessief allel noteer je met een kleine letter.
Kruisingsschema
Schema waarin je snel overzicht krijgt van de mogelijke genotypen van de nakomelingen bij een kruising; zo bepaal je wat de kans is op een bepaalde eigenschap bij een nakomeling.
Intermediair fenotype
Tussenvorm die ontstaat als beide allelen van een genenpaar aanwezig zijn en ven sterk.
Co-dominant 
Twee allelen die beide tot uiting komen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
  • 12.1 Eigenschappen doorgeven
  • Vraag 12 t/m  20.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies