trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking 

Slide 1 - Tekstslide

  • Unterrichtsziele erzählen
  • Trappen van vergelijking erklären


             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je weet hoe je moet zeggen dat iets groter of kleiner is dan.
  • Je weet hoe je moet zeggen dat iets het grootst of het kleinst is.
  • Je weet wat de stellende trap, vergrotende trap en overtreffende trap is.
  • Je weet hoe je deze trappen moet maken in het Duits.

Slide 3 - Tekstslide

 Grammatik
Hoofdregel is: klein - kleiner – het kleinst
  • stellende trap: klein
  • vergrotende trap + -er: kleiner
  • overtreffende trap –sten: am + klein + sten

Bijvoeglijk naamwoord eindigt op -d/-t of sis-klank (s, z, ß, sch)?
overtreffende trap  + -esten



trappen van vergelijking
Even een voorbeeld:
laut – lauter – am lautesten
heiß – heißer – am heißesten
wild – wilder – am wildesten

Slide 4 - Tekstslide

 Grammatik
trappen van vergelijking
In het Nederlands
[1] het grootst, het mooist, het snelst (overtreffende trap)
Anne is het grootst. 
Anne is het kleinst
[2] vergelijking met dan  (vergrotende trap)
Anne is groter dan Peter.

[3] vergelijking met als (stellende trap)
Anne is niet zo groot als Peter.
In het Duits:
[1] am + woord + sten 
Anne ist am größt
Anne ist am kleinsten
[2] vergelijking met als
Anne ist größer als Peter.

[3] vergelijking met wie
Anne ist nicht so groß wie Peter.

Slide 5 - Tekstslide

Grammatik
trappen van vergelijking

Slide 6 - Tekstslide

Sleep het Nederlandse woordje naar de Duitse vertaling 
gern
groß
kurz
lang
alt
stark
hoch
graag
lang
groot
kort
hoog
sterk
oud

Slide 7 - Sleepvraag

Maak de trappen van vergelijking voor mooi - ver

Slide 8 - Open vraag

Maak de trappen van vergelijking voor: langzaam-dun-snel-aardig-ver

Slide 9 - Open vraag

Maak de trappen voor:
sterk-hoch-alt-veel

Slide 10 - Open vraag

Vul de zin aan:
lief; Peggy spielt .... Tennis als Hockey (+)

Slide 11 - Open vraag

Vul de zin aan:
hoog; Er springt ..... (+),als sein Freund

Slide 12 - Open vraag

Vul de zin aan:
groot; Das Olympiastadion ist ... (+) als die Red Bull Arena

Slide 13 - Open vraag

Vul de zin aan:
snel; Der Kängaru ist ...... , der Bock ist ..... (+), aber der Gepard ist ...... (++)

Slide 14 - Open vraag

Vul de zin aan:
nieuw; Nicks Handy ist ...... . Leons Handy ist ...... (+), aber sems Handy ist am .......

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide