In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Geschiedenis
Les 1 De Republiek van Weimar
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je nog van het verdrag van Versailles?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Verdrag?! Dictaat!
In Duitsland is grote onvrede en spreekt men
liever van het Dictaat van Versailles
Slide 4 - Tekstslide
Gevolgen van de wapenstilstand en de vrede
Oprichting Republiek van Weimar (Eerste democratie in Duitsland)
Veel nieuwe staatjes in Europa (Polen, Joegoslavië).
Verenigde Staten trekken zich terug uit de wereldpolitiek
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen deze les
1) Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met de Republiek van Weimar.
2) Je kunt de dolkstootlegende uitleggen.
3) Je kunt het begrip (hyper)inflatie uitleggen.
4) Je kunt uitleggen hoe de Erfüllungs-politikde situatie oploste.
Slide 6 - Tekstslide
Het Interbellum (1918-1939)
Interbellum = de periode tussen de 2 wereldoorlogen
In Duitsland is het onrustig: de keizer is gevlucht naar Nederland en de communisten willen de macht grijpen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Republiek van Weimar
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Dolkstootlegende
Duitse bevolking denkt dat ze de 1e wereldoorlog verloren hebben omdat de regering de vrede van Versailles heeft ondertekend. Zij "staken een dolk" in de rug van de soldaten die nog wilden vechten
Slide 12 - Tekstslide
Toen Hitler aan de macht kwam, voegde hij nog een dader toe aan de dolkstootlegende, wie gaf hij de schuld?
A
Communisten
B
Frankrijk
C
Joden
D
Wilhelm II
Slide 13 - Quizvraag
Duitsland na de
Eerste Wereldoorlog
Het vertrouwen in de republiek is laag. Liberalen en sociaaldemocraten willen het als democratie proberen.
Extreemlinkse en extreemrechtse groepen proberen juist de macht te grijpen en er is daardoor veel politiek geweld (o.a. moorden op politici)
Slide 14 - Tekstslide
Communisten (extreemlinks) doen een staatsgreep
Spartacusopstand
Vrijkorpsen: Vrijwillige bewapende groepen in de Weimarrepubliek die linkse tegenstander en joden aanvielen
Slide 15 - Tekstslide
Van Berlijn naar Weimar
Door het geweld op straat in Berlijn verhuist de politiek tijdelijk naar Weimar. Berlijn blijft gewoon de hoofdstad.
Slide 16 - Tekstslide
Opstanden!
Spartacus opstand 1919; Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.
1920 de Kapp-Putsch; opstand van generalen geleid door Wolfgang Kapp.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
Inflatie
Inflatie = geld wordt minder waard
Slide 22 - Tekstslide
Erfüllungspolitik
'naleving van het beleid'
VS helpt Duitsland via het Dawesplan!
Frankrijk trok terug en Duitsland werd loyaal aan Versailles.
Von Hindenburg zorgt voor stabiliteit onder Militairen, grootgrondbezitters en industriëlen.
1926 toetreding volkerenbond en 1928 Kellog-Braind-pact.
Slide 23 - Tekstslide
Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De regering had het voor Duitsland vernederende Verdrag van Versailles getekend. Veel Duitse burgers waren daar kwaad om.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op. Toen Duitsland nog een keizer had, had de bevolking veel meer vrijheid.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd. Dat was volgens veel Duitsers onverstandig, omdat het waarschijnlijk tot wraak van de geallieerden zou leiden.
D
De regering nam weinig effectieve maatregelen tegen de economische crisis.
Slide 24 - Quizvraag
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
De Amerikaanse president had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 25 - Quizvraag
Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?
A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht