13/dec

Unit 3
At the end of this lesson you can use the wh questions correctly!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 3
At the end of this lesson you can use the wh questions correctly!

Slide 1 - Tekstslide

WH-questions
- Where = vraagt naar plaats (waar)
- When = vraagt naar tijd (wanneer)
- Why = vraag naar reden reden (waarom)
- How = vraagt naar manier waarop iets is gebeurd (hoe)
- Who = vraagt naar personen (wie)
- Whose = vraagt naar bezit (van wie)
- What = (wat/welke)
- Which=  maak een keuze (welke)

Slide 2 - Tekstslide

Examples
Who was the presenter of the show?                                    Why did you like this book so much?

What
did you do yesterday?                                                       Where did you buy the tickets?

When was Temptation Island on TV?                                     How did you make this?

Which
book do you like best? 1984 or I, Robot?                 What book do you like best?

Let op het verschil tussen WHICH en WHAT!




Slide 3 - Tekstslide

The student learns how to make questions.
1. Zet het juiste WH-woord aan het begin.
2. gebruik DO/DOES of DID als er geen hulp w.w. in de zin staat.
3. Gebruik vervolgens het HELE WERKWOORD

FORMULE: WH- + DO/DOES OF DID + HELE WW
(What does the student learn?)

Slide 4 - Tekstslide

_____ do you like my new outfit?

Slide 5 - Open vraag

____ exactly can we expect the results of this test?

Slide 6 - Open vraag


_______ did the dog hid his bone?

Slide 7 - Open vraag


_____ bike is that standing next to mine?

Slide 8 - Open vraag

The check was for $ 500. (how much)

Slide 9 - Open vraag

She felt sad, because she didn't bring her dictionary yesterday. (why)

Slide 10 - Open vraag

He studies piano at university. (what)

Slide 11 - Open vraag

Their favourite music is Latin Jazz. (what)

Slide 12 - Open vraag

My sister called her boyfriend yesterday. (who)

Slide 13 - Open vraag

Change the sentence into a question
The waiter was rude

Slide 14 - Open vraag

Change the sentence into a question
The school is open today

Slide 15 - Open vraag

Change the sentence into a question
He reads every day.

Slide 16 - Open vraag

Change the sentence into a question
We want more money.

Slide 17 - Open vraag

Change the sentence into a question
She has a smile on her face.

Slide 18 - Open vraag

Maak zelf een vraag met:
'What'

Slide 19 - Open vraag

Maak zelf een vraag met:
'Which'

Slide 20 - Open vraag

Maak zelf een vraag met:
'Who'

Slide 21 - Open vraag