In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Elektriciteit in huis (1.3+1.4)
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
- Bespreken opgaves huiswerk
- Uitleg paragraaf 3 + 4
- Zelfstandig werken opdrachten
Slide 2 - Tekstslide
Het begint in de meterkast
Slide 3 - Tekstslide
De huisinstallatie
Slide 4 - Tekstslide
Parallelschakeling
Alle apparaten thuis zijn parallel geschakeld, dat betekent:
- ze krijgen allemaal 230 V
- Utot = U1 = U2 = U3
- je kunt ze apart inschakelen
Slide 5 - Tekstslide
Hoe zit het met de spanning (U) in een parallelschakeling?
A
Elk apparaat krijgt een deel van de spanning
B
Elk apparaat krijgt de volledige spanning
Slide 6 - Quizvraag
Hoe zit het met de stroomsterkte (I) in een parallelschakeling?
A
De stroomsterkte is overal even groot
B
De stroom moet worden verdeeld
Slide 7 - Quizvraag
Hoe zit het met het vermogen (P) in een parallelschakeling?
A
Het vermogen kan je altijd bij elkaar optellen
B
Het vermogen moet ik optellen en dan delen door het aantal apparaten
Slide 8 - Quizvraag
In een parallelschakeling
- is de spanning overal gelijk
- is de stroomsterkte niet
overal gelijk (hangt van het
vermogen af)
- Het vermogen van één groep
kun je altijd bij elkaar optellen
Slide 9 - Tekstslide
Het totale vermogen bereken je met:
Ptot=U⋅Itot
Slide 10 - Tekstslide
Op één groep van een huisinstallatie zijn de volgende apparaten aangesloten: - magnetron (800 W) - waterkoker (2000 W) - Afzuigkap (150 W) - Zes ledlampen (elk 3 W)
Bereken de totale stroomsterkte in de groepsleiding.
Slide 11 - Open vraag
Fasedraaden nuldraad
Bruin - fasedraad
Blauw - nuldraad
Bruin 230V - Blauw geen spanning
Schakelaar naar lamp zwarte draad
- Schakeldraad: Alleen spanning als schakelaar aan staat
Slide 12 - Tekstslide
Fasedraad
Nuldraad
Schakeldraad
Aardedraad
Slide 13 - Sleepvraag
Overbelasting
Stroom per groep mag niet meer dan 16A zijn.
Meer = brandgevaar
Teveel apparaten =overbelasting
Zolang totale vermogen niet meer
dan 3,7 kW is, geen probleem
Slide 14 - Tekstslide
Kortsluiting:
Weerstand klein in elektriciteitsdraden.
Als stroom een ander weg (niet door apparaat) kan nemen
- Kortsluiting: veel te kleine weerstand
Slide 15 - Tekstslide
Kortsluiting
Als de fasedraad en nuldraad direct met elkaar in contact komen, gaan alle elektronen daar heen, er gaan geen elektronen meer door het apparaat, vandaar de naam kortsluiting
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Veiligheids
maatregelen
Isolatie
Zekeringen
Aardlekschakelaar
Randaarde
Slide 18 - Tekstslide
Zekeringen
Groepszekering: deze springt boven
de 16 A om brand door oververhitting
te voorkomen.
Installatieautomaat: een
elektronische zekering.
Slide 19 - Tekstslide
Enkele/dubbele isolatie
Bij een apparaat met dubbele isolatie is er een extra isolatielaag en meestal een plastic buitenkant.
Slide 20 - Tekstslide
Dubbele isolatie
KEMA
keur
Slide 21 - Tekstslide
Aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom tussen de fasedraad en nuldraad. Is deze groter dan 30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.
Slide 22 - Tekstslide
Aardlekschakelaar; springt bij een lekstroom van 30 mA en voorkomt schokken.
Slide 23 - Tekstslide
Randaarde
Een geel/groene draad die via de metalen buitenkant van een apparaat via het snoer naar de rand van het stopcontact gaat.
De randaarde voorkomt stromen door je lichaam.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Aardlekschakelaar + Randaard
Slide 26 - Tekstslide
Test jezelf!
Slide 27 - Tekstslide
Het is toch helemaal fout gegaan, en een huisgenoot staat onder stroom. Ik:
A
Grijp hem vast en trek hem weg van de bron.
B
Ik pak een houten bezemsteel en sla hem weg van de bron.
Slide 28 - Quizvraag
Een zekering beschermt tegen
A
Brand
B
Kortsluiting
C
Overbelasting
D
Overbelasting en kortsluiting
Slide 29 - Quizvraag
Vul in: Draden waar stroom doorheen loopt, worden goed geïsoleerd. Dat voorkomt dat je een elektrische .......... krijgt als je de draad beetpakt. Ook kan door de isolatie geen ........... ontstaan, want de isolatie voorkomt dat de koperdraden elkaar kunnen .............
Slide 30 - Open vraag
Sommige apparaten zijn dubbel geïsoleerd. Bij een dubbel geïsoleerd apparaat:
A
zijn de elektriciteitsdraden geïsoleerd en is de buitenkant van het apparaat meestal van een kunststof gemaakt.
B
zijn de elektriciteitsdraden door twee lagen plastic geïsoleerd.
C
is de buitenkant van het apparaat verbonden met een speciale aarddraad.
Slide 31 - Quizvraag
Vul in:
Een aardlekschakelaar vergelijkt de stroom in de ............ met de stroom in de .............. Als het verschil groter is dan ........mA, wordt de stroom ............... .
30
Nuldraad
Schakeldraad
Aarddraad
Fasedraad
16
Uitgeschakeld
Ingeschakeld
Slide 32 - Sleepvraag
In de keuken van Peters flat staan drie elektrische apparaten aan: de wasmachine, de oven en de koelkast. Op het moment dat Peter het koffiezetapparaat aanzet, valt de elektriciteit uit. De radio in Peters huiskamer staat nog wel aan. Hoe kan het dat daar de elektriciteit niet uitgevallen is?