VEI 3.5 Variatie in genotypen M3 2024

3.5   Variatie in genotypen
Erfelijkheid
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.5   Variatie in genotypen
Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Welkom allemaal! 
  • Wat kun je al?  Oefenopgaven maken. Papier en pen
  • Uitleg 3.5 Variatie in genotype
  • Huiswerk maken

Slide 2 - Tekstslide

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart want die komt het vaakst voor.
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden
D
Ja, want 3 heeft een ander fenotype

Slide 3 - Quizvraag


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 4 - Quizvraag

Bij mensen is het gen voor rechtshandigheid (R) dominant over het gen voor linkshandigheid (r). In de afbeelding hieronder is een stamboom van mensen weergegeven.
Bekijk de stamboom over en noteer bij elk persoon uit de stamboom het genotype.
1 = .. (t/m 7)

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen bij Thema 3 Erfelijkheid
Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Je kunt omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren.
Je kunt beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt en hoe geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie bijdragen aan het ontstaan van nieuwe rassen en soorten.
Je kunt toelichten wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
Je kunt toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven. (SE)
Je kunt beschrijven dat katten informatie over de vachtkleur doorgeven via de geslachtschromosomen.
Je kunt methoden beschrijven om organismen te klonen en uitleggen wat de functie van klonen is.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 8 - Tekstslide

Begrippen bij 3.5 Variatie in genotypen
mutagene invloeden    Invloed uit de omgeving die de kans op                                                      een mutatie vergroot.
mutant                                Individu met een gemuteerd allel in het                                                     fenotype.
mutatie                               Plotselinge verandering van het DNA.
variatie in genotypen  Verschillen in de erfelijke informatie van                                                   organismen binnen een soort.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een "soort" in biologie?
Schaap en geit
Vruchtbaar?
Deze nieuwe dieren kunnen samen geen nakomelingen krijgen, ze zijn dus onvruchtbaar!
Soort
Dieren/planten horen bij dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen!

Slide 10 - Tekstslide

Een nieuwe soort?

Slide 11 - Tekstslide

Je lichaam bestaat uit cellen
Iedere cel 46 chromosomen behalve...

Slide 12 - Tekstslide

Celdeling lichaamscellen = mitose                                    Celdeling om geslachtscellen te krijgen = meiose

Slide 13 - Tekstslide

Bij de vorming van geslachtscellen ontstaat variatie in genotypen
omdat er in de zaadcellen en eicellen verschillende allelen zullen zitten voor een eigenschap 

Slide 14 - Tekstslide

Ontstaan van nieuw genotype

Slide 15 - Tekstslide

Variatie in genotypen

Slide 16 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
stuifmeelkorrel
De stuifmeelkorrel is de zadcel van de plant.
eicel
  • Bij geslachtelijke voortplanting zijn altijd 2 geslachtscellen betrokken. 
  • Dus er ontstaan altijd nieuwe genotypen!!!!
  • Zowel bij dieren als planten!!!

Slide 17 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
  • Geen zaadcel en eicel 
  • Een deel van een plant groeit uit tot   een nieuwe plant.
  • Exact hetzelfde genotype!
  • Bijvoorbeeld: knollen (aardappel),   bollen (ui), stekken, uitlopers   (aardbei)

Slide 18 - Tekstslide

Mutagene invloeden 

Slide 19 - Tekstslide

Mutatie
Een voorbeeld van een mutatie bij mensen is kanker. 

De mutagene invloeden zijn:
  • UV straling
  • Asbest
  • Sigarettenrook

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Mutaties
foutjes in de celdeling
door mutagene invloeden
Albino
kanker

Slide 22 - Tekstslide

Mutatie
Een voorbeeld van een mutatie bij mensen is kanker. 

De mutagene invloeden zijn:
  • UV straling
  • Asbest
  • Sigarettenrook

Slide 23 - Tekstslide

Mutatie
Mutatie meestal weinig invloed in enkele lichaamscel


Mutatie groter gevolg in geslachtscel.

Slide 24 - Tekstslide

Uitzaaiing (metastase)

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag...
3.5     Variatie in genotypen
Opdracht 1 t/m 8

Slide 26 - Tekstslide