Les 1 en les 2 - 1.1 Hoe ontstond de industrie?

4.2 Hoe ontstond de industrie?
Les 1: 1.1 Hoe ontstond de industrie?
Tijd van Burgers en stoommachines
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4.2 Hoe ontstond de industrie?
Les 1: 1.1 Hoe ontstond de industrie?
Tijd van Burgers en stoommachines

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je hoe aan het begin van de tijd van burgers en stoommachines de productie verliep.
  • Aan het einde van deze paragraaf kun je uitleggen hoe en waardoor de productie toenam.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Kijk eens in je kledinglabel, van welke grondstof is het gemaakt?

Slide 7 - Open vraag

Katoen
- de meeste kleding werd/wordt van katoen gemaakt

- katoenplantages
- Amerika
- 19e eeuw (1800-1865)

Slide 8 - Tekstslide

Katoen plukken (door slaven)
Katoenbalen naar Europa (per schip)
Koopmannen kopen katoen op
Boeren en ambachtslieden verwerken katoen tot textiel (met spinnewiel en weefgetouw)
textiel werd geverfd (door koopman)
kleermakers maker kleding van textiel 
later vindt bijna alles plaats in de fabriek

Slide 9 - Sleepvraag

Huisnijverheid in Engeland
Vooral boerengezinnen
om in de winter wat geld te verdienen.

Huisnijverheid = thuis (laten) werken van ambachtslieden en boeren

Slide 10 - Tekstslide

Meer vraag naar katoen
In Engeland konden meer mensen meer geld verdienen.
Er ontstaat welvaart.

= meer mensen
= meer kleren
= meer katoen nodig

Slide 11 - Tekstslide

Energiebronnen
1. Spierkracht 
2. Waterkracht 
3. Windkracht

Energiebron = iets dat energie geeft, zoals aardolie, steenkool, water, wind en zon

Slide 13 - Tekstslide

Op welke moderne manieren wordt energie opgewekt?

Slide 14 - Woordweb

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Je gaat de opdrachten 1, 3, 4, 5, 6 van paragraaf 1.1 maken. 

  • Je werkt zelfstandig aan de opdrachten
  • Overleggen mag, dat doe je zachtjes.
  • Heb je een vraag aan de docent? Steek dan jouw vinger op.
  • Mocht je opdrachten niet af hebben, dan maak je die thuis af
Ben je klaar met de opdrachten?

1. Werk je in je boek? Dan vraag je een nakijkblad. Je kijkt na met een rode of groene pen. Verbeter foute antwoorden.

2. Werk je digitaal? Of heb je je boek nagekeken? Bespreek je werk dan met de docent.
timer
1:00
Bedenk wat je zou kunnen doen. Overleg met de docent of je dit mag gaan doen.

Slide 15 - Tekstslide

Waar vond de productie van bijvoorbeeld kleding vooral plaats voordat er fabrieken waren?
A
Stoomschepen
B
Scholen
C
Bij mensen thuis
D
Tractoren

Slide 16 - Quizvraag

Waardoor nam de productie toe?
A
Mensen gingen harder werken
B
De tractor werd uitgevonden
C
De productie van katoen nam toe
D
De stoommachine werd uitgevonden

Slide 17 - Quizvraag

Op welke manier werden in de tijd van Burgers en Stoommachines kleren gemaakt? Schrijf de stappen in juiste volgorde op.

Slide 18 - Open vraag

Waardoor nam de productie toe?
A
Mensen gingen harder werken
B
De tractor werd uitgevonden
C
De productie van katoen nam toe
D
De stoommachine werd uitgevonden

Slide 19 - Quizvraag

4.2 Hoe ontstond de industrie?
Les 2: 1.1 Hoe ontstond de industrie?
Tijd van Burgers en stoommachines

Slide 20 - Tekstslide

Lesplanning

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze paragraaf kun je beschrijven hoe de industrialisatie in Nederland verliep.
  • Aan het einde van deze paragraaf weet je wat door de industrialisatie veranderde in de verhouding tussen werkgevers en werknemers.

Slide 22 - Tekstslide

De stoommachine
https://schooltv.nl/video-item/op-stoom-de-stoommachine-en-de-stoomtrein

Slide 23 - Tekstslide

Welke grondstoffen zijn er nodig voor de stoommachine?

Slide 24 - Open vraag

Industriële revolutie
https://schooltv.nl/video-item/het-verhaal-van-nederland-in-de-klas-pioniers-en-paupers

Slide 25 - Tekstslide

Industriële revolutie
Revolutie = grote verandering
Industrialisatie = uitbreiding van de industrie
Oorzaak = er vindt een actie plaats/er gebeurt iets
Gevolg = er gebeurt iets na een actie


Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn gevolgen van de
industriële revolutie?

Slide 27 - Woordweb

Industriële revolutie
  • Werkgever = iemand die mensen laat werken en salaris geeft
  • Werknemer = iemand die werkt voor een bas en salaris krijgt
  • Continuïteit = dingen die hetzelfde blijven

Slide 28 - Tekstslide

Onder welke werkomstandigheden werkten de werknemers?

Slide 29 - Open vraag

Waarom lieten werkgevers hun werknemers onder deze omstandigheden werken?
A
Het kon niet anders
B
Dat leverde de werkgevers meer geld op
C
Dat leverde de werknemers meer geld op
D
Het maakt de werknemers toch niks uit

Slide 30 - Quizvraag

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?
Je gaat de opdrachten 7, 8, 9, 10, 11 van paragraaf 1.1 maken. 

  • Je werkt zelfstandig aan de opdrachten
  • Overleggen mag, dat doe je zachtjes.
  • Heb je een vraag aan de docent? Steek dan jouw vinger op.
  • Mocht je opdrachten niet af hebben, dan maak je die thuis af
Ben je klaar met de opdrachten?

1. Werk je in je boek? Dan vraag je een nakijkblad. Je kijkt na met een rode of groene pen. Verbeter foute antwoorden.

2. Werk je digitaal? Of heb je je boek nagekeken? Bespreek je werk dan met de docent.
timer
1:00
Bedenk wat je zou kunnen doen. Overleg met de docent of je dit mag gaan doen.

Slide 31 - Tekstslide

Welke twee oorzaken zorgde in Nederland voor de industriële revolutie?
A
Koning Willem I werd koning en hij liet spoorlijnen en bruggen bouwen
B
Koning Willem I werd koning en hij nam de stoommachine mee uit Engeland
C
Er werden bruggen en spoorlijnen gebouwd en de handel met Engeland werd heel belangrijk
D
De stoommachine kwam uit Engeland en de handel met Engeland werd heel belangrijk

Slide 32 - Quizvraag

Wat veranderde er tijdens de industrialisatie tussen werkgevers en werknemers?
A
Werknemers gingen in dienst bij een baas en werden goed behandeld
B
Iedereen bleef werken in zijn eigen ambacht
C
Werknemers gingen in dienst bij een baas en werden slecht behandeld
D
Werkgevers én werknemers werden rijk

Slide 33 - Quizvraag