gebeurt of gebeurd

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

spelling

Theorie spelling

1

Wanneer gebruik je 't kofschip?

2

Als je achter een werkwoord staat, schrijf je in tt....

3

Noem een sterk werkwoord

4

Noem een werkwoord waarbij je meteen weet of er een t gebruikt wordt in tt.

5

Waar of niet waar? Het werkwoord ZIJN is sterk. 

6

Raden wordt in vt meervoud raadden. Ja of nee?

Gebeurt/gebeurdt of gebeurd?

Lees onderstaande zinnen. Welke is juist?:

Ik vergeet meestal mijn laptop op te laden, dat gebeurdt bijna dagelijks.

Dat is mij al in vier weken niet gebeurd.

1) Wat zou er toch (gebeuren) zijn met die leerling?

2) Wat er ook (gebeuren), we blijven vrienden.

3) Er is vorige week wat corona betreft, veel (gebeuren).

Gebeurt of gebeurd?

Gebeuren= het hele werkwoord.

Tegenwoordige tijd= het gebeurt. 

Verleden tijd= het gebeurde.

Voltooid dw.= het is gebeurd.

Kijk of je met een persoonsvorm te maken hebt of niet!

Vul HOREN in en je weet het!

Voltooid deelwoord altijd verlengen met een E!

Tegenwoordige tijd

Zoek persoonsvorm

1. Maak stam hele werkwoord (werkwoord - EN)

2. Ik + stam

3. Jij + stam + t/ stam + je=jij

4. Hij/zij/u/het + stam + t

5. Meer personen + hele werkwoord

Verleden tijd:

Bepaal eerst of het werkwoord sterk of zwak is.

Sterk:

verandert van klank

Zwak:

Achter de stam komt de(n)of te(n)

Verleden tijd zwakke werkwoord

• Zoek persoonsvorm
• Maak Stam van het hele werkwoord 
• Gebruk laatste letter van de stam
• In  't (x) kofschip/xtc koffieshop?
• Ja = te/ten
• Nee= de/den

Wanneer d of t in tegenwoordige tijd?

Kofschip

Wanneer is 

dit trucje

handig?

Gebruik nu je Chromebook

Ga naar Classroom-schoolwerk

Maak de oefening gebeurt/gebeurd.

Maak de oefening voltooid dw.

Wat is jouw niveau?

Ga naar Google Classroom

Schoolwerk

Klik aan: Wat is jouw niveau?

Maak de bovenste oefening.

Kijk hoeveel procent je goed hebt.

Hiernaast zie je welk niveau je hebt.

1F=eind basisschool

2F= klas 3

3F=eind Havo

4F=eind VWO

Zwak

werk

woord

Die jas (bieden) je voldoende warmte.

1. bied
2. biedt
3. biet

Natuurlijk (gebeuren) er wel eens wat op het voetbalveld.

1. gebeurd
2. gebeurdt
3. gebeurt

Zorg dat je de planten in de tuin goed (onderhouden).

1. onderhoud
2. onderhoudt
3. onderhout

Gisteren (praten) de leerlingen de hele les door.

1. praten
2. praatte
3. praatten

Experts hebben de uitslag van dat onderzoek verkeerd (beoordelen).

1. beoordeelt
2. beoordeeld
3. beoordeeldt

Dat is mij al een paar keer (gebeuren).

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt