Fase 2a Lesvoorbereiding lesdag 2

Fase 2a lesdag 2
Onderwijsdeskundigheid
Lesvoorbereiding
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 240 min

Onderdelen in deze les

Fase 2a lesdag 2
Onderwijsdeskundigheid
Lesvoorbereiding

Slide 1 - Tekstslide

Uitwerken van rijvaardigheidsdidactiek
Inleiding uitwerken van rijvaardigheidsdidactiek

Instructie voorbereiden

Opdrachten en oefensituaties voorbereiden

Leermotivatie


Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten en oefensituaties voorbereiden
In je voorbereiding bedenk je op welke plekken je met een leerling wilt gaan oefenen. Welke plek geschikt is, hangt af van de volgende punten:

• Doel van de les: Welke leerstof staat deze les centraal? De oefensituaties passen exact bij het doel van de les. Als je het rijden van een kruispunt wilt oefenen, zoek je uiteraard een gebied op met veel kruispunten.

• Wat kan de leerling al: Welke plek geschikt is, hangt af van hoe ver de leerling is gevorderd. Een beginnende leerling heeft behoefte aan voldoende ruimte, tijd om te handelen en gelegenheid om fouten te maken. In een beginfase is een afgesloten terrein geschikt of een rustig deel van de openbare weg.

Voldoende oefensituaties
Wanneer je gaat oefenen, zorg je dat er voldoende oefensituaties zijn. Zorg per les voor minstens 5 verschillende oefensituaties voor een rijtaak. 
In het geval van het kruispunt: zorg dus dat er meerdere kruispunten in de buurt zijn die je met de leerling kunt oefenen.


Slide 3 - Tekstslide

Oplopende moeilijkheidsgraad
Zorg ook dat de oefensituaties die je kiest oplopen in moeilijkheidsgraad. Wanneer je kruispunten gaat oefenen start je eerst in een rustige wijk, dan op drukkere wegen, daarna in een druk centrum. Hierdoor krijgt de leerling de kans om een script steeds meer verfijnd aan te leren en onder steeds moeilijkere omstandigheden. De kans op automatisering wordt hierdoor vergroot en de leerling zal niet zo snel een gevoel van overladenheid ervaren.
Variatie
Zorg voor veel variatie in routes en oefenplaatsen. Kies oefenplaatsen met unieke eigenschappen.
Bijvoorbeeld:
• Diverse soorten invoegsituaties over alle lessen met en zonder weefvakken, korte invoegstrook enz.
• Alle gebieden worden doorkruist, binnen en buiten de bebouwde kom.
• Variatie aan kruispunten met geregelde en ongeregelde voorrang.
Door veel af te wisselen en te oefenen in veel verschillende situaties, is de kans groter dat de leerling de rijtaak beter gaat beheersen in nieuwe verkeerssituaties. Hierdoor is de kans op verrassingen tijdens het rijexamen kleiner.

Slide 4 - Tekstslide

Oefensituaties
Moeilijk of gemakkelijk?
Afhankelijk van de drukte, zicht, weersomstandigheden of soorten verkeersdeelnemers etc. kan een bepaalde rijtaak voor een leerling moeilijker of gemakkelijker worden ervaren. Een rustig kruispunt oversteken is eenvoudiger dan een druk kruispunt. Op een rustige landweg rijden op een mooie zomerdag is eenvoudiger dan op een landweg rijden in een sneeuwbui waarbij de weg glad is.
Kijk eens naar de volgende afbeeldingen. Beiden zijn gelijkwaardige kruispunten. Wat is een gemakkelijk kruispunt? Wat is een moeilijk kruispunt? Bij welk kruispunt heb je meer overzicht?
Eenvoudige of complexe infrastructuur?
Hoe meer verkeerstekens en borden, hoe complexer een situatie wordt. Een kruispunt in een zone 30, is een eenvoudig kruispunt. Een kruispunt met voorsorteerstroken, vrijliggende fietspaden en voetgangersoversteekplaatsen, is een complex kruispunt.
Complex maar toch gemakkelijk?
Sommige kruispunten zijn complex wat betreft infrastructuur, maar toch gemakkelijk om op te lossen. Bijvoorbeeld dit kruispunt: Kruispunt van bovenaf
Dit ziet er qua infrastructuur erg complex uit. Maar wanneer je zelf dit kruispunt oversteekt, zul je zien dat oversteken wel meevalt. Zodra het verkeerslicht op groen springt, volg je de markering op het wegdek. Bekijk het maar eens: Kruispunt vanuit de auto



Slide 5 - Tekstslide

Motivatie
Motivatie is de reden waarom je iets wel of juist niet wilt doen of bereiken. Niet alle leerlingen zijn gemotiveerd voor alle onderdelen van de opleiding. Daarom is het motiveren van de leerling zeer belangrijk. 
Als leerlingen gemotiveerd zijn zullen ze er voor openstaan om te leren. Een leerling die niet gemotiveerd is, haakt af, zoekt het conflict op of wordt onverschillig. Dit is natuurlijk niet bevorderlijk voor de sfeer en het leren tijdens de les.

Intrinsieke en extrinsieke motivatie
Er zijn twee vormen motivatie:

Intrinsieke motivatie
Hierbij is iemand van binnenuit gemotiveerd. Vanuit interesse of andere redenen wil iemand een taak leren uitvoeren.
Voorbeeld: Je aan de maximumsnelheid houden, omdat je veiligheid heel belangrijk vindt.

• Extrinsieke motivatie
Hierbij is iemand gemotiveerd van buitenaf (door opgelegde taken). De leerling doet iets omdat het eenmaal 'moet'. Hij wordt bijvoorbeeld beloond of gestraft als hij iets wel/niet doet.
Voorbeeld: Je aan de maximumsnelheid houden, omdat je geen bekeuring voor te snel rijden wilt krijgen.
Extrinsiek gemotiveerde leerlingen zullen minder interesse tonen in het worden van sociale, veilige, milieubewuste bestuurders dan intrinsiek gemotiveerde leerlingen. Een extrinsiek gemotiveerde leerling heeft een andere behoefte: 
Ze willen alleen zo snel mogelijk hun rijbewijs halen. 


Slide 6 - Tekstslide

Hoe motiveren? 
Natuurlijk wil je het liefste intrinsiek gemotiveerde leerlingen. Deze leerlingen leren iets omdat ze iets belangrijk of leuk vinden. Hier kun je bij je voorbereiding al rekening mee houden. 

Hoe kun je leerlingen motiveren? 

Zone van naaste ontwikkeling
Door leerlingen taken te geven die bij hun niveau passen en waarmee zij succeservaringen opdoen, worden zij positief gemotiveerd. Kies daarom vooral niet te moeilijke maar ook niet te eenvoudige opdrachten.
Het geven van uitdagingen die de leerling net zelfstandig aan kan of die met enige hulp en steun uitvoerbaar zijn, heeft ook een positieve invloed op de beleving van het leren. Omgekeerd heeft het ontbreken van uitdagingen een negatief effect op de motivatie. Kies daarom opdrachten die zich bevinden in de zone van de naaste ontwikkeling.



Slide 7 - Tekstslide

Aanpassen aan de leerling
Afhankelijk van de voorkeur hoe een leerling gestuurd wil worden, pas jij je les hierop aan.

Een leerling die extern gestuurd is, zal een methode als RIS erg prettig vinden. Hierin is helder uitgewerkt wat stap voor stap van hem verlangd wordt.

Een leerling die intern gestuurd is, zal zich door een RIS methode beperkt voelen. Je hebt kans dat de methode niet aansluit bij zijn persoonlijke leerdoelen.

Een leerling die stuurloos is, zal er lang over doen om klaar te zijn voor zijn examen omdat hij niet gericht ergens voor leert. Deze leerling wil je graag motiveren om samen met jou zijn leerdoelen te bepalen zodat hij gestuurd wordt (intern of extern).




Slide 8 - Tekstslide

Succeservaringen
Succeservaringen en mislukkingen worden toegeschreven aan bepaalde oorzaken.
Leerlingen met goede resultaten zijn vaak veel positiever over zichzelf. Gaat het een keer fout, vinden ze dat niet zo erg. Hun zelfgevoel loopt er geen deuk door op. Dit ligt totaal anders bij zwakkere leerlingen. Ze hebben een zwak zelfgevoel ontwikkeld en falen en tekort schieten hoort er nu eenmaal bij. 
Wat doe je als instructeur? 
Zorg ervoor dat zwakkere leerlingen succeservaringen opdoen.
Tips voor succeservaringen:
• Behandel de leerstof in kleinere stappen.
• Neem ruimschoots de tijd voor het automatiseren van bediening en beheersing van het voertuig in niet complexe situaties en zorg voor voldoende oefentijd. 
• Bemoedig altijd en ontmoedig niet.
• Geef aan dat fouten maken normaal is en bij het leren hoort.
• Beloon goede prestaties.
• Zorg voor een vriendelijke en gezellige sfeer in de les en maak de leerling geen verwijten over eventuele zwaktes.
Let op! 
Overmatig prijzen leidt tot ongeloofwaardigheid en het vertrouwen van de leerling in de instructeur loopt hierdoor schade op.
Als een leerling door gebrek aan inzet en interesse slecht presteert, gaan we daar anders mee om.
We maken de leerling duidelijk welke gevolgen dit voor hem zal hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Stressituaties
Stress uit zich als spanning. Een bepaalde mate van stress is nodig om goed te kunnen functioneren.   
Als de stress met een voortdurend onprettig gevoel van spanning ons boven het hoofd groeit, wordt het een probleem. Hoeveel stress iemand aankan, verschilt per persoon. Er zijn mensen die voortdurend onder stress staan maar er op het eerste gezicht goed mee omgaan. Anderen daarin tegen zijn meteen bij weinig stress de weg kwijt. 

Hoe ga je als instructeur om met gevolgen van stress bij sommige leerlingen?
Bij de voorbereiding van de les moet je er rekening mee houden dat lessen voor veel leerlingen een
inspannende en stressvolle aangelegenheid is. Geef leerlingen tijdig de gelegenheid even de spanning kwijt te raken door inspannende taken af te wisselen met makkelijke taken die al goed worden beheerst. Een beetje goed gedoseerde stress kan geen kwaad. Dat zet juist aan tot extra motivatie zonder dat het welbevinden naar het negatief omslaat. Ook hier geldt: pas de les aan de persoonskenmerken van de leerling aan. Waar de één om lacht, raakt de ander om in paniek.
Doet zich tijdens het lessen iets voor waardoor de stress zodanige vormen aanneemt, dat het welbevinden ernstig wordt verstoord, bijvoorbeeld door een aanrijding of ernstig agressief gedrag van een andere bestuurder, dan kan daardoor het verder leren onmogelijk worden. Als je dat signaleert dien je de leerdoelen drastisch aan te passen. Houd er rekening mee, dat naargelang de stress toeneemt de leerprestaties kunnen afnemen. Ook dit is verschillend. Leerlingen kunnen met coping gedrag reageren op stress. Naarmate het afzetten heftiger wordt zullen de leerprestaties afnemen.
Hoe herken je coping?
Een belangrijk kenmerk van coping is dat de mens tot op zekere hoogte keuzevrijheid heeft in de manier van omgaan met een probleem. Adequate of gezonde strategieën van coping zijn probleemoplossend, zoals hulp zoeken bij anderen, opkomen voor de eigen rechten en emotie verlagende acties (bijvoorbeeld zich uiten). 

Slide 10 - Tekstslide

Coping geeft aan hoe mensen met stress of een probleem omgaan. Mensen ontwikkelen coping-stijlen en coping strategieën. De één zal proberen het probleem, dat op zijn weg komt op te lossen, zogenaamde actieve coping. De ander zal zich machteloos voelen door een gesteld probleem en de moed meteen opgeven, zogenaamde passieve coping. Een derde zal agressief kunnen reageren op problemen en zelfs ruzie gaan maken, zogenaamde agressieve coping.

Door leerlingen te helpen in het omgaan met stress, hebben ze weer aandacht voor de rijtaak en kunnen ze weer verder leren. Dit kun je bijvoorbeeld doen door een suggestie voor een aanpak te geven (dit is een lastige rotonde. Je kunt het beste links voorsorteren en de rode auto voor je volgen) of emoties te bedwingen (die bumperklever is vervelend, laat je erdoor niet door opwinden).
Naarmate de leerling vaardiger wordt met rijden zullen het aantal stresssituaties afnemen. De leerling heeft dan meer ervaring met bepaalde verkeerssituaties en zal zelf beter tot een oplossing kunnen komen.


Slide 11 - Tekstslide

Verwerkingsvragen "uitwerken van de rijvaardigheidsdidactiek"

Slide 12 - Tekstslide

Inhoud middag: Inleiding lesplan

Slide 13 - Tekstslide