13.1 Eten

Voorkennisvragen
Voorkennisvragen:
1. Hoe komen dieren aan hun voedingsstoffen?
2. Kun je aan het uiterlijk van een dier zien wat voor dieet het heeft?
3. Wat is denk je makkelijker om te verteren? Vlees of Groenten? 
4. Hoe komen planten eigenlijk aan hun voedingsstoffen?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Voorkennisvragen
Voorkennisvragen:
1. Hoe komen dieren aan hun voedingsstoffen?
2. Kun je aan het uiterlijk van een dier zien wat voor dieet het heeft?
3. Wat is denk je makkelijker om te verteren? Vlees of Groenten? 
4. Hoe komen planten eigenlijk aan hun voedingsstoffen?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 13.1

- Je kunt aan het gebit en de darmen van zoogdieren zien wat ze eten.
- Je kunt uitleggen waardoor plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan dierlijk voedsel.
- Je kunt uitleggen waar dieren de energie uit hun voedsel voor gebruiken.
- Je kunt beschrijven hoe planten aan voedsel komen.
- Je kunt uitleggen hoe organismen voorkomen dat ze opgegeten worden. 

Slide 2 - Tekstslide


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 13.1.
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 13.1

- Je kunt aan het gebit en de darmen van zoogdieren zien wat ze eten.
- Je kunt uitleggen waardoor plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan dierlijk voedsel.
- Je kunt uitleggen waar dieren de energie uit hun voedsel voor gebruiken.
- Je kunt beschrijven hoe planten aan voedsel komen.
- Je kunt uitleggen hoe organismen voorkomen dat ze opgegeten worden. 



timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kauwen dieren?
Planteneters - bijv. koeien
Plooikiezen malen het plantaardigvoedsel fijn

Vleeseters - bijv. honden
Grotere scherpere hoektanden en knipkiezen zo verscheuren ze hun prooi.

Alleseters - bijv. mensen en varkens. Zij eten plantaardig en dierlijk voedsel.
Snijtanden en hoektanden om het eten los te knippen en knobbelkiezen om het eten goed te malen

Slide 4 - Tekstslide

Bekijk de volgende animatie en beantwoord de volgende vragen:
1. Uit welke stoffen bestaat vlees voornamelijk?
2. Zijn dierlijke cellen moeilijk of makkelijk te verteren vergeleken met plantencellen?
3. Welke celonderdeel van plantencellen zorgt voor dit verschil?
4. Hoe bewegen knaagdieren hun kaken? Hoe verschilt dit van schapen?
5. Wat gebeurd er met de tanden en kiezen van planteneters?
6. Voel en tel eens met je tong? Wat is de tandformule van je eigen gebit? 

Slide 5 - Tekstslide

Practicum 1: Wat eet dit dier?
Schedels en gebitten bekijken. 


Slide 6 - Tekstslide

Waardoor zijn honden slanker dan koeien?
Plantencellen hebben een celwand en zijn daardoor moeilijk fijn te kauwen en te verteren. Planteneters hebben daarom een lange darm die opgepropt zit in de dikke buik. 

Dierlijke cellen hebben geen celwand en zijn daardoor makkelijk fijn te kauwen en te verteren. Daarom is het verteringsstelsel korter. Dus een dunnere buik.

En alleseters zitten er tussenin

Slide 7 - Tekstslide

13.1
Maken opdrachten:
3, 4, 6, 9, 11
 

Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets/ (examentraining). In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelencheck 

Bespreek per tweetal of je onderstaande leerdoelen beheerst: 

 - Je kunt aan het gebit en de darmen van zoogdieren zien wat ze eten.
- Je kunt uitleggen waardoor plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan dierlijk voedsel.

Klassikaal nabespreken  (m.b.v. spinner)
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat kun je aan het gebit van dieren zien?
A
In welke omgeving het dier leeft.
B
Wat voor voedsel een dier eet
C
Wat een dier lekker vindt
D
Hoe groot een dier is.

Slide 10 - Quizvraag

Een dier heeft knipkiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 11 - Quizvraag

In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Plantenetesr

Slide 12 - Quizvraag

Een dier heeft plooikiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Lezen
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 154 en 155.

Tekstbegripvragen:
1. Waar gebruiken dieren de energie voor die ze uit hun voedsel halen?
2. Planten kunnen niet eten, hoe komen zij aan hun voedingsstoffen?
3. Dieren kunnen niet alleen eten, ze kunnen ook opgegeten worden. Op welke manieren kunnen dieren voorkomen dat ze worden opgegeten?
4. Planten willen ook niet opgegeten worden, hoe kunnen zij voorkomen dat ze worden opgegeten?
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Energiebalans
Dieren moeten genoeg energie uit hun voedsel binnenhalen om te kunnen overleven. 
In een energiebalans kan je zien hoeveel energie een dier binnenkrijgt en waarvoor hij die energie gebruikt

Slide 16 - Tekstslide

Energiebalans
E:Energie
B: Beweging
T: Temperatuur
P: Maken van nieuwe cellen
U: Wat het lichaam uit gaat
      (poep, urine, zweet)

Slide 17 - Tekstslide

Hoe 'eten' planten
Groene planten maken zelf voedingsstoffen tijdens fotosynthese

De energie die nodig is om glucose te maken haalt de plant uit zonlicht. 

Van glucose maakt de plant voedingstoffen zoals: zetmeel, vetten en eiwitten.

Daarvoor zijn mineralen nodig, die zuigt de plant op met de wortels. 

Van de eiwitten groeit de plant vetten en zetmeel zijn reservestoffen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?
Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving
Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier (bijvoorbeeld zweefvliegen die op wespen lijken)
Maken van bittere stoffen (soms giftig!)
Stekels zoals de roos of brandnetels
Verdediging door goede zintuigen en vluchten


Slide 20 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Camouflage: niet opvallen in de omgeving

Slide 21 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander (giftig) dier

Slide 22 - Tekstslide

Waardoor worden organismen niet gegeten?

Slide 23 - Tekstslide

13.1
Maken opdrachten:
3, 4, 6, 9, 11, 12, 14, 16 t/m 18, 21 t/m 23.
 

Nakijken!!!! 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Braindumps maken van iedere groene vak
  • Conceptmap maken, probeer de groene vakken te verbinden
  • Biologievideo's bekijken + mini verslagje van wat je hebt geleerd
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets/ (examentraining). In je boek/online.
timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 25 - Sleepvraag

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 26 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 27 - Quizvraag

11.1 Les 2 huiswerk 
Maken opdr 13 t/m 20 
 Nakijken 11.1

Slide 28 - Tekstslide