H10 De overheid om ons heen

H09 De samenleving 
De overheid om ons heen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H09 De samenleving 
De overheid om ons heen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • de 4 belangrijkste overheidsorganen noemen en hun belangrijkste taken benoemen.
  • het verschil aangeven tussen individuele, collectieve en quasi-collectieve goederen en van elk soort goed een voorbeeld kunnen noemen
  • het verschil uitleggen tussen de collectieve sector en de particuliere sector
  • het verschil uitleggen tussen het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel (welk stelsel is bij welke oudedagsvoorziening van toepassing?
  • het verschil aangeven tussen de AOW en het pensioen
  • het belastbaar inkomen berekenen
  • het percentage inkomstenbelasting berekenen op basis van het belastbaar inkomen en de tabel inkomstenbelasting
  • op grond van het inkomen en het belastingbedrag bepalen of de belastingheffing degressief, proportioneel of progressief is
  • op grond van de inkomsten en uitgaven van de overheid bepalen of de overheids­begroting in evenwicht is of niet
  • de staatsschuldquote berekenen
  • het verband leggen tussen de economische situatie en de overheidsinkomsten, de overheidsuitgaven en de staatsschuldquote









Slide 2 - Tekstslide

10.1 B - wat is en doet de overheid
De belangrijkste overheidsorganen zijn:
  • gemeenten
  • waterschappen
  • provincies 
  • landelijke overheid

Doel:
- de 4 belangrijkste overheidsorganen noemen en hun (2 tot 3) belangrijkste taken benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

10.1 B - wat is en doet de overheid?
Soorten goederen
  • collectieve goederen
  • individuele goederen
  • quasi-collectieve goederen

Doel:

- het verschil aangeven tussen individuele, collectieve en quasi-collectieve goederen en van elk soort goed een voorbeeld kunnen noemen

Slide 4 - Tekstslide

10.1 C - de overheid als werkgever
  • collectieve sector = overheid + gesubsidieerde bedrijven en instellingen
  • ambtenaren
  • semi-ambtenaren

Doel:

- het verschil uitleggen tussen de collectieve sector en de particuliere sector

Slide 5 - Tekstslide

10.1 D - de overheid als inkomensverdeler
  • inkomensoverdrachten 
  • AOW/ ANW 
  • omslagstelsel

Doel:

- wanneer is sprake van een inkomensoverdracht (kenmerk) en noem 3 voorbeelden
- het verschil uitleggen tussen het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel (welk stelsel is bij welke oudedagsvoorziening van toepassing?

Slide 6 - Tekstslide

10.1 E - vergrijzing
  • vergrijzing - AOW - omslagstelsel
  • pensioen - kapitaaldekkingsstelsel 

Doel:

- wat wordt bedoeld met vergrijzing? leg uit hoe het komt dat de betaalbaarheid van de AOW onder druk staat als gevolg van vergrijzing. 
- het verschil uitleggen tussen het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel (welk stelsel is bij welke oudedagsvoorziening van toepassing?
- het verschil aangeven tussen de AOW en het pensioen

Slide 7 - Tekstslide

10.1 F - Pensioen
  • pensioen
  • wie bouwen pensioen op? 
  • wie beheert het pensioen? 
  • waarvan is de hoogte van pensioen afhankelijk? 

Doel:

- uitleggen wat pensioen is

Slide 8 - Tekstslide

10.1 G - inkomstenbelasting 
  • proportioneel, progressief of regressief

Doel:

- op grond van het inkomen en het belastingbedrag bepalen of de belastingheffing degressief, proportioneel of progressief is

Slide 9 - Tekstslide

10.1 G - inkomstenbelasting 
bruto inkomen 
aftrekposten              
belastbaar inkomen 

bereken verschuldigde belasting over belastbaar inkomen




te betalen belasting = berekende belasting - kortingen 

Slide 10 - Tekstslide

10.1 H - Overheidssaldo en staatsschuld
  • overheidssaldo: overheidstekort of overheidsoverschot? 
  • relatie met staatsschuld (gevolgen) 

  • staatsschuldquote = staatschuld/nationaal inkomen x 100% 

Doel:

- het verband leggen tussen de economische situatie en de overheidsinkomsten, de overheidsuitgaven en de staatsschuldquote

Slide 11 - Tekstslide

10.1 H - Overheidssaldo en staatsschuld
voorwaarden
  1. staatsschuldquote
    maximaal 60%
  2. overheidssaldo 
    maximaal -3%
2
1

Slide 12 - Tekstslide