4M1 - lesson 1 - Unit 2

4M

Lesson 1

Unit 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4M

Lesson 1

Unit 2

Slide 1 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 2 - Tekstslide

Lesson Goal
At the end of this lesson you know what to expect from this period. 

Slide 3 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 4 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 5 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 9 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 10 - Tekstslide

This Lesson
Lesson Goal
Which test at the end of this period?
Do Exercise A Find Out
Study Vocabulary lesson 1
Do Exercise B Vocabulary
Discuss exercises A and B
Look back and look forward

Slide 11 - Tekstslide

Lesson Goal
At the end of this lesson you know what to expect from this period. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Homework
Study Vocabulary Lesson 1 (decision....)

Slide 14 - Tekstslide

ADVERBS

Slide 15 - Tekstslide

Adjectives = bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 16 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord zegt iets over 
- een werkwoord
- een bijvoeglijk naamwoord 
- een ander bijwoord,
                                                                                     Mary sings wonderfully.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                       

Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY

wonderful - wonderfully
amazing - amazingly
loud -  loudly

Slide 18 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Let op de spelling bij de volgende woorden:
-ic -> ally
fantastic - fantastically
-y-> illy
easy -> easily
-le → ly
gentle -> gently

Slide 19 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Let op de spelling bij de volgende woorden:
-ue → uly

true -> truly

-ll → lly
full -> fully







Slide 20 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord
Een bijwoord staat in het algemeen v
óór het woord waarover het iets zegt.

Vóór een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord:
You’re going to become extremely popular.

She works really seriously on the journal.





Slide 21 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord
Vóór het hoofdwerkwoord:
She regularly asks me to write for her website.
He quickly grabbed the snake.

Aan het einde van de zin voor meer nadruk:
He grabbed the snake quickly.
She takes everything so seriously.

Slide 22 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord
Let op!
Bijwoorden staan een vorm van to be
(am /are /is /was /were).


They are usually late.
It is not exactly cheap, is it?

Slide 23 - Tekstslide

Uitzonderingen #1


good - well
fast - fast
hard - hard
daily - daily
friendly - in a friendly way
sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm of blijven helemaal hetzelfde als bijwoord!

Slide 24 - Tekstslide

Uitzonderingen #2
Let op! Bij deze werkwoorden moet je een bijvoeglijk naamwoord gebruiken i.p.v. een bijwoord: 
be, taste, smell, look, sound en feel
She is beautiful.
You look tired.
I feel good!

Slide 25 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 26 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 27 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 28 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 29 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 30 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 31 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 32 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 33 - Quizvraag

Extra oefenen met 
de adverbs & adjectives?



Slide 34 - Tekstslide