Lijdend voorwerp

Hoofdstuk 4

Thema 3 - Grammatica



1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4

Thema 3 - Grammatica



Slide 1 - Tekstslide


Lesdoel

Na deze les weten jullie wat het lijdend voorwerp is (lv) is en hoe je het kunt vinden.



Grammatica - zinsdelen

Slide 2 - Tekstslide


Zinsontleden stap voor stap

  1. PV --> persoonsvorm
  2. streepjes tussen de zinsdelen --> zinsdeelproef
  3. WG --> werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden)
  4. O --> onderwerp (wie/wat + WG = OW)
  5. LV --> lijdend voorwerp

Grammatica - zinsdelen

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij een lijdend
voorwerp?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video


Lijdend voorwerp (LV)








Grammatica - zinsdelen
Het lijdend voorwerp (LV) is de persoon die iets overkomt of het 'ding' dat iets ondergaat.

Hoe vind je het LV?
Wat/wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Tip: een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel
       (een VZ geeft namelijk een richting aan en niet een persoon of
        een ding) 


Slide 6 - Tekstslide


Lijdend voorwerp








Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah kopen vier kratten Coca-Cola.

1. PV =
2. Strepen zetten
3. WG = 
4. O =
5. LV =

Slide 7 - Tekstslide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah | kopen | vier kratten Coca-Cola.

1. PV = kopen
2. Strepen zetten
3. WG = kopen
4. OW = Max en Lenah
5. LV = ?

Slide 8 - Tekstslide


Lijdend voorwerp








Grammatica - zinsdelen
Max en Lenah | kopen | vier kratten Coca-Cola.

1. PV = kopen
2. Strepen zetten
3. WG = kopen
4. OW = Max en Lenah
5. LV = vier kratten Coca-Cola

Wat (of wie) + WG + OW?
Wat kopen Max en Lenah?
-> vier kratten Coca-Cola.

LV = vier kratten Coca-Cola

Slide 9 - Tekstslide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Mira heeft hem een prachtige iPhone 12 mini gegeven.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. WG = 
4. O = 
5. LV =

Slide 10 - Tekstslide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
Mira | heeft | hem | een prachtige iPhone 12  mini | gegeven.

1. PV = heeft
2. Strepen zetten
3. WG = heeft gegeven
4. O = Mira
5. LV = een prachtige iPhone 12 mini

Slide 11 - Tekstslide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
De bewakers hebben het gebied rond het Capitool verkend.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. WG = 
4. O = 
5. LV =

Slide 12 - Tekstslide


Lijdend voorwerp
Grammatica - zinsdelen
De bewakers hebben het gebied rond het Capitool verkend.

1. PV = hebben
2. Strepen zetten
3. WG = hebben verkend
4. O = de bewakers
5. LV = het gebied rond het Capitool

Slide 13 - Tekstslide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Pak pen en papier
- Noteer het lijdend voorwerp van deze zinnen 
- Als er geen lijdend voorwerp is, schrijf dan X

1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Op onze school kijken de leerlingen weinig Netflix.
3. Hakan van 4H kan drie complete Happy Meals eten.
4. Die vrachtauto versperde gisteren de weg.
5. De slachtoffers van de brand ontvingen een noodpakket.
6. Babs zal in juni de eerste paal van het nieuwe schoolgebouw slaan.
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Pak pen en papier
- Noteer het lijdend voorwerp van deze zinnen 
- Als er geen lijdend voorwerp is, schrijf dan X

1. Sal maakte een salto tijdens de training.
2. Op onze school kijken de leerlingen weinig Netflix.
3. Hakan van 4H kan drie complete Happy Meals eten.
4. Die vrachtauto versperde gisteren de weg.
5. De slachtoffers van de brand ontvingen een noodpakket.
6. Babs zal in juni de eerste paal van het nieuwe schoolgebouw slaan.

Slide 15 - Tekstslide


Lijdend voorwerp (VWO)
Grammatica - zinsdelen
John en Maddy zijn de beste schaatsers van de kernploeg.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG/NG = 
5. LV =

Slide 16 - Tekstslide


Lijdend voorwerp (VWO)
Grammatica - zinsdelen
John en Maddy | zijn | de beste schaatsers van de kernploeg.

1. PV = zijn
2. Strepen zetten
3. OW = John en Maddy
4. WG/NG = NG = zijn [de beste schaatsers van de kernploeg]
5. LV = X

!! In een zin met NG staat nooit een LV. !!

Slide 17 - Tekstslide

Nu jij!
Aan het werk met de opdrachten van deze week:
H.4: LV
H.5: MV

Klaar? Dan keuze uit:
- lezen in je leesboek
- starten met H.6: BWB

Slide 18 - Tekstslide

Grammatica - zinsdelen
QUIZ 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

De broertjes Gallagher staan bekend om hun vele ruzies.
A
De broertjes
B
De broertjes Gallagher
C
Gallagher
D
vele ruzies

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

ABBA brak door tijdens het Songfestival van 1974.
A
brak
B
brak door
C
ABBA
D
tijdens het Songfestival

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Freddie Mercury ontving na zijn dood een Brit Award.
A
na zijn dood
B
Brit Award
C
een Brit Award
D
er zit geen LV in deze zin

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Jim Morrison, de zanger van The Doors, schreef ook gedichten.
A
gedichten
B
Jim Morrison
C
The Doors

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Weten jullie het verschil tussen britpop en grunge?
A
het verschil
B
jullie
C
Weten
D
verschil

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft nooit geloofd in de dood van Tupac.
A
heeft
B
heeft geloofd
C
heeft nooit geloofd
D
Hij

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Kurt Cobain was in zijn jeugd altijd liedjes aan het schrijven.
A
was
B
was schrijven
C
was aan het schrijven
D
aan het schrijven

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Kurt Cobain was in zijn jeugd altijd liedjes aan het schrijven.
A
in zijn jeugd
B
liedjes
C
Kurt Cobain
D
altijd liedjes

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Bret Anderson is de frontman van de Britse band Suede.
A
de frontman
B
de frontman [van de Britse band Suede]
C
Suede
D
deze zin bevat geen LV

Slide 28 - Quizvraag

Voor VWO: Wat is het naamwoordelijk gezegde?

Johnny Marr was de gitarist van The Smiths.
A
was
B
was [de gitarist]
C
was [de gitarist van The Smiths]
D
deze zin bevat geen NG

Slide 29 - Quizvraag

Evaluatie:
Grammatica zinsdelen vind ik...
A
nog heel moeilijk
B
nog een beetje lastig
C
goed te doen
D
easypeasy

Slide 30 - Quizvraag

Deze vraag heb ik nog...

Slide 31 - Open vraag