- bij kwantitatieve variabelen (relatief cumulatief %)
Boxplots vergelijken -->
- bij kwantitatieve variabelen
Effectgrootte E -->
- bij kwantitatieve variabelen met bekend gemiddelde en
standaardafwijking
Slide 3 - Tekstslide
Wanneer gebruik je welke?
Slide 4 - Tekstslide
Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in aantal geslaagden tussen de groepen A en B groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E
Slide 5 - Quizvraag
Antwoord A
Phi-coëfficiënt
Het zijn twee nominale variabelen met voor elke variabele twee mogelijkheden (2x2 kruistabel)
Bovendien heb je geen gemiddeldes met standaardafwijking en ook heb je niet te maken met een boxplot of cumulatief percentage, dus de andere mogelijkheden kunnen niet.
Slide 6 - Tekstslide
Welke associatiemaat moet je gebruiken om te onderzoeken of het verschil in gewicht tussen wezels afkomstig uit het noorden of het zuiden van Europa groot, middelmatig of gering is?
A
phi-coëfficiënt
B
max. Vcp
C
boxplots vergelijken
D
Effectgrootte E
Slide 7 - Quizvraag
Antwoord D
Effectgrootte E
Het gaat om twee groepen waarvan zowel het gemiddelde als de standaarafwijking bekend is.
Slide 8 - Tekstslide
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 9 - Quizvraag
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 10 - Quizvraag
Is het verschil groot, middelmatig of gering?
A
Groot
B
Middelmatig
C
Gering
Slide 11 - Quizvraag
Er is onderzoek gedaan naar de relatie tussen opleidingsniveau en besteedbaar inkomen, waarbij qua opleidingsniveau onderscheid is gemaakt tussen lager dan hbo enerzijds en hbo en wo anderzijds. Het besteedbaar inkomen is ingedeeld in vijf categorieën met categorie 1 als laagst en categorie 5 als hoogst besteedbaar inkomen. De resultaten staan in onderstaande tabel.
Welke associatiemaat kun je hier gebruiken?
Slide 12 - Tekstslide
Van twee benzinestations is bijgehouden hoeveel klanten er per uur hebben getankt. Het onderzoek duurde 14 dagen en er werd steeds van 8:00 uur tot 20:00 gemeten.
Welke associatiemaat kun je hier gebruiken?
Slide 13 - Tekstslide
Max. Vcpis rechtstreeks uit de figuur af te lezen. Je kijkt dan waar de relatieve cumulatieve frequentie het meest verschilt en dat is bij 50 klanten per uur. Daar is het verschil 50%.