Hij is vervelend. He is annoying.
Hij is vriendelijk. He is kind.
Zij is lief. She is sweet/lovely.
Hij is knap. He is handsome.
Zij is knap She is pretty
Het kind is mooi The child is beautiful
Zij is lief / schattig . She is sweet / cute
Hij is stoer, lang, sportief He is tough, tall, sportive