6.4 Biologisch evenwicht

Ecologie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
terugblik
uitleg bs 6.4 Biologisch evenwicht
zelfstandig aan het werk
afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Met welke letter wordt
koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 3 - Quizvraag

Je ziet hier een kringloop, daarover worden een aantal uitspraken gedaan. Geef aan of ze juist of onjuist zijn
juist
onjuist
Blok A geeft ‘bacteriën en schimmels’ weer.
Pijl 1 geeft ‘verbranding’ weer.
Pijl 4 geeft ‘dode resten’ weer.

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 5 - Quizvraag

Brengen reducenten koolstof terug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose

Slide 6 - Quizvraag

Met welke letter wordt
stikstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 7 - Quizvraag

Door welke organismen wordt stikstof uit de lucht omgezet in nitraten?

Slide 8 - Open vraag

Hoe wordt in de voedselketens stikstof doorgegeven in de stikstofkringloop?
A
alleen als nitraat
B
alleen als ammoniak
C
als anorganische stof
D
alleen als eiwitten

Slide 9 - Quizvraag

BS 6.4 biologisch evenwicht

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
6.4.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.4.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven. 
6.4.3 Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Het ene jaar zijn er veel vogels in de tuin, het jaar daarna minder. Dit kan bijvoorbeeld komen door een heel koude winter. Allerlei factoren zijn van invloed op het aantal individuen van een soort.

Slide 11 - Tekstslide

Ecologie:  het bestuderen van alle relaties 
tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)
Organismen = één enkel levend wezen.

Biotische factoren
invloeden afkomstig van de levende natuur.

Abiotische factoren 
invloeden afkomstig van de levenloze natuur.

Levenloze natuur 
natuur die nog nooit geleefd heeft.

Slide 12 - Tekstslide

biotische factoren

invloeden afkomstig van de levende natuur.

Slide 13 - Tekstslide

abiotische factoren:
invloeden afkomstig van de levenloze natuur.


Levenloze natuur:
natuur die nog nooit geleefd heeft.


Slide 14 - Tekstslide

(organisatie) Niveaus van Ecologie
1. Individu (Een olifant)
2. Populatie (kudde olifanten in een bepaald gebied)
3. Levensgemeenschap (populatie olifanten met populatie leeuwen in een bepaald leefgebied)
4. Eco-systeem: Alle biotische en a-biotische factoren (biotoop) samen in een bepaald gebied (vb. in Nederland sloot, bos, duingebied en heideveld)

 

Slide 15 - Tekstslide

individu


één enkel organisme

Slide 16 - Tekstslide

Populatie




Groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten.

Slide 17 - Tekstslide

levensgemeenschap



Alle populaties in een bepaald leefgebied.

Slide 18 - Tekstslide

Ecosysteem

Gebied met alle abiotische factoren en populaties die er leven.

Slide 19 - Tekstslide

Biologisch evenwicht


Toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde.

Slide 20 - Tekstslide

Biologisch evenwicht

Slide 21 - Tekstslide

Optimumkromme

Diagram dat voor een abiotische factor de minimale, de optimale en de maximale waarde van een soort laat zien.
tolerantiegebied

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen:
  • biologisch evenwicht
  • optimumkromme

Slide 23 - Tekstslide

Waarom kan er geen pinguïnpopulatie in het Apeldoorns kanaal overleven?
Alle redenen die de hoeveelheid individuen in een populatie bepalen, kan je indelen in twee groepen:

Biotisch:
                   - Hoeveelheid voedsel
                                     - Natuurlijke vijand
                                     - Ziekteverwekkers
Abiotisch:                - Bodemgesteldheid
                                     - Klimaat (temperatuur, licht, lucht, neerslag)
Alle levende invloeden
Alle niet-levende invloeden

Slide 24 - Tekstslide

Opdrachten 
Lees en maak opdrachten bs 6.4
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

afsluiting

6.4.1 Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren.
6.4.2 Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven.
6.4.3 Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren.

Slide 26 - Tekstslide

Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose

Slide 27 - Quizvraag

Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
zetmeel
B
water
C
eiwit
D
glucose

Slide 28 - Quizvraag

Behoren de egels op Texel tot dezelfde populatie als de egels op Vlieland?
A
nee
B
ja

Slide 29 - Quizvraag

Waarvan is egelpopulatie op Texel afhankelijk?
A
van het aantal regenwormen
B
van het aantal wolven
C
van het aantal zeehonden
D
van de hoeveel jacht door de mens

Slide 30 - Quizvraag