Conventies schrijfvaardigheid

Conventies schrijfvaardigheid
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Conventies schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de e-mail stuurt.
B
Degene die de e-mail schrijft.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste aanhef als je de geadresseerde niet kent
A
Geachte heer mevrouw,
B
Geachte heren en mevrouwen
C
Geachte heer, mevrouw,

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eerste zin van de e-mail
begint met een hoofdletter, ja of nee?
A
Ja! Mijn naam is Linda Janssen en ik schrijf u deze e-mail omdat...
B
Nee! mijn naam is Linda Janssen en ik schrijf u deze e-mail omdat...

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de tekst van een zakelijke e-mail gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt 3 alinea’s: inleiding , kern en een afsluiting.
C
Niet waar: je gebruikt 2 alinea's: inleiding en kern

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste schrijfwijze
voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een zakelijke e-mail
gebruik je formele taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste slotgroet:
A
Met vriendelijke groet Naam Achternaam
B
Met vriendelijke groet, Naam
C
Met vriendelijke groet, Naam Achternaam

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zet je onderaan je artikel?
A
Naam, klas
B
Naam
C
Naam, klas, school
D
Naam, school

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent minimaal 100 woorden?
A
Je mag niet meer dan 100 woorden gebruiken.
B
Je mag niet minder dan 100 woorden gebruiken.
C
Je moet ongeveer 100 woorden gebruiken.
D
Je moet precies 100 woorden gebruiken.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel alinea's bestaat een artikel minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een artikel heeft altijd een titel.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussen een alinea komt een witregel.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet je de opdrachten nummeren?
A
zodat je weet welke volgorde je moet aanhouden
B
zodat je geen onderdelen vergeet
C
omdat de docent dat wil

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je begint je artikel met:
'Hallo, ik ben ......."

(meerdere antwoorden mogelijk)
A
NEEEEEEEEEEEEEEEE!
B
ja
C
nee
D
nee, natuurlijk niet!

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

‘6500 dode arbeidsmigranten in Qatar sinds toewijzing WK’
 1) Het internationale voetbal wordt voor een groot deel gefinancierd met geld uit Qatar en andere Golfstaten. Een boycot van het WK in Qatar zal er daarom niet snel komen. Dat schrijft The Guardian op basis van overheidsbronnen uit vijf landen waar de migranten vandaan komen.

2) De krant verzamelde officiële cijfers uit India, Pakistan, Nepal, Bangladesh en Sri Lanka over omgekomen contractarbeiders uit die landen. Dat blijken er meer dan 6500 te zijn sinds 2010, toen Qatar het WK kreeg toegewezen. Gemiddeld stierven er zo’n twaalf buitenlandse arbeiders per week, maar waarschijnlijk meer, aangezien ook de Filipijnen en Kenia massaal arbeiders naar Qatar hebben gestuurd. Van hoe het hun is vergaan zijn geen data. De doden die vielen in de laatste maanden van 2020 zitten evenmin in deze statistieken.

Slide 17 - Tekstslide

boycot=het verbreken van een handelsrelatie
wat is de directe aanleiding voor het schrijven van dit artikel?
A
Er zijn heel veel doden gevallen tijdens het bouwen.
B
The Guardian heeft geschreven over deze toestanden.
C
Er wordt opgeroepen tot een boycot van het WW '22.
D
Het internationale voetbal wordt voor een groot deel gefinancierd met geld uit Qatar.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstverbanden horen (in goede volgorde) bij de signaalwoorden want, om te, ook, daarom?
A
reden, doel-middel, opsomming, oorzaak
B
reden, doel-middel, opsomming, reden
C
reden, oorzaak, opsomming, reden
D
oorzaak, doel-middel, opsomming, reden

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een artikel sluit je af met een handtekening
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je sluit een artikel af met 'Met vriendelijke groet'
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een artikel begin je altijd met een aanhef.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een artikel moet je jezelf altijd voorstellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er mis aan deze dagtekening:
Leeuwarden 23 November 2020
Noteer de JUISTE dagtekening

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste notering van een dagtekening?
A
Dordrecht, 1-1-2019
B
Dordrecht, 1 januari 2019,
C
1-1-2019, Dordrecht
D
Dordrecht, 1 januari 2019

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is er fout aan (als start van de inleiding):
'Ik ben Marije Kingsma, ik ben 15 jaar en ik zit op het Emelwerda College te Emmeloord.'

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In een artikel begin je altijd met een aanhef.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een artikel moet je jezelf altijd voorstellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de enige goede aanhef?
A
Geachte gemeente,
B
Geachte mevrouw T. Witsma,
C
Geachte heer Witsma,
D
Geachte mensen van de helpdesk,

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juiste adressering?
A
Veronica Peters Goudstraat 18 3512 PM Utrecht
B
Veronica Peters Goudstraat 18 Utrecht 3512 PM
C
Veronica Peters Goudstraat 18, 3512 PM Utrecht
D
Veronica Peters Goudstraat 18 3512 PM Utrecht

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke aanhef is juist?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
Beste meneer Jansen,
C
Geachte mevrouw Patricia de Vries,
D
Geachte mevrouw De Vries,

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juiste datering?
A
Nijmegen, 20-01'17
B
Nijmegen, 20 Januari 2017
C
Nijmegen, 20 januari 2017
D
Maandag, 20 januari 2017

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoofdgedachte van een tekst is ....
A
het onderwerp van een tekst
B
de belangrijkste alinea
C
in een zin samengevat waar de tekst over gaat
D
de kernzin van de eerste alinea

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?
A
het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
een korte samenvatting geven
D
een advies geven

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met: 'Citeer een zin uit de tekst'
A
neem 1 zin uit de tekst over
B
neem 1 woord uit de tekst over
C
neem een stukje zin uit de tekst over
D
neem een paar zinnen uit de tekst over

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met: 'Citeer een zinsgedeelte uit de tekst'
A
neem 1 zin uit de tekst over
B
neem 1 woord uit de tekst over
C
neem een stukje zin uit de tekst over
D
neem een paar zinnen uit de tekst over

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met: 'Citeer een woordgroep uit de tekst'
A
neem 1 zin uit de tekst over
B
neem 1 woord uit de tekst over
C
neem een paar woorden die bij elkaar horen over

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met 'de aanleiding van een tekst'
A
Lezers aanraden om iets wel of niet te doen
B
De reden waarom iemand over een onderwerp schrijft.
C
Mensen zover krijgen dat ze jouw mening overnemen
D
De eerste alinea van een tekst

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies