Week 3

Werkwoordspelling V.T.
T Sexy Kofschip  --> TE / TE(N)
1. Verven                 4. verbranden
2. relaxen               5. chatten
3. inschatten        6. wedden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
nederlanMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling V.T.
T Sexy Kofschip  --> TE / TE(N)
1. Verven                 4. verbranden
2. relaxen               5. chatten
3. inschatten        6. wedden

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordspelling t.t
Om wie gaat het??

ik                                              --> Ik-vorm
je of jij achter PV?            --> ik-vorm

Iemand of iets anders?  --> ik-vorm +t

meer personen of dingen --> meervoud
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Goedemorgen klas 3F!
Werkwoordspelling  werkboekje
- Maken werkboekje blz. 39 opdracht 5
- Jeugdjournaal (Oekraïne)




timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.


Een voltooid deelwoord eindigt op:

  • -d
  • -t
  • -en

Slide 4 - Tekstslide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.

Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).

  • Ik heb gerend. (want rende)
  • Ik heb gefietst. (want fietste)
  • Ik heb gepakt. (want pakte)


Uiteraard kun je ook 't kofschip gebruiken om te weten hoe je het voltooid deelwoord schrijft.

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

voltooid deelwoord kort samengevat

Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord is makkelijker om te schrijven, maar misschien moeilijker om te onthouden.


  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen

Slide 6 - Tekstslide

Vul in:
snoepen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 7 - Open vraag

Vul in:
koken
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 8 - Open vraag

Vul in:
stapelen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 9 - Open vraag

Vul in:
dammen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 10 - Open vraag

Vul in:
lopen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 11 - Open vraag

Vul in:
rennen
tt = _____, vt = _____, vd = _____

Slide 12 - Open vraag

Bowiens kamer wordt opnieuw (inrichten).

Slide 13 - Open vraag

Tinca heeft de vakantiefoto's perfect (afdrukken).

Slide 14 - Open vraag

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

'Wat gebeurt daar achter in de klas?' vroeg de docent.
_______
A
pv tt
B
vd

Slide 15 - Quizvraag

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Dat is nog nooit gebeurd!
_______
A
pv tt
B
vd

Slide 16 - Quizvraag