Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t en het is bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk:
Verpesten - het feest is verpest (voltooid deelwoord) - het verpeste feest (bijv. naamwoord)
Dus niet zoals je zou spellen in de verleden tijd: hij verpestte het feest!
Zeven - die bloem is gezeefd (voltooid deelwoord) - de gezeefde bloem (bijv. naamwoord)
Zoeken - de sleutel is gezocht (voltooid deelwoord) - de gezochte sleutel (bijv. naamwoord)
Kopen - de trui is gekocht (voltooid deelwoord) - de gekochte trui (bijv. naamwoord)
Altijd zo kort mogelijk:
Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk, maar zorgt wel dat de uitspraak nog altijd klopt: geen tt of dd zoals in de verleden tijd gebeurt, behalve als de dd of tt al in het hele werkwoord staan (spelling/uitspraak)
' De verbrede weg' in plaats van 'de verbreedde weg'.
'De verpotte plant', anders staat er 'de verpote plant'.