In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen?
Mededelingen
Lesdoel
Uitleg voltooid deelwoord
Aan het werk
Vragen
Slide 1 - Tekstslide
Mededelingen
Iemand een vraag vooraf?
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het eind van de les kun je
... voltooide deelwoorden goed spellen;
... kun je woorden met een g, gg en ch goed spellen.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je over het voltooid deelwoord?
Slide 4 - Woordweb
Voltooid deelwoord (vd)
Het voltooid deelwoord is één van de vormen van het werkwoord.
Voltooid deelwoord in werkwoordelijk gezegde -> staat altijd een vorm van hebben, zijn of worden bij.
Voorbeeld:
- Ik heb in de vakantie gewerkt.
- Mijn zus isvertrokken.
Slide 5 - Tekstslide
Voltooid deelwoord (2)
Verschillende manieren waarop het voltooid deelwoord wordt geschreven:
met een -en aan het eind -> gegeten, gevallen, gekozen
met een -d of -t aan het eind. Hiervoor gebruik je de verlengproef -> verdienen -> verdien... verdiende -> Ik heb het geld verdiend.
Kun je het niet goed horen? Gebruik 't exfokschaap. Zit de letter vóór de -en in 't exfokschaap? Gebruik dan een t. Zit de letter er niet in? Gebruik dan een d.
lokken -> -en -> k zit in 't kofschip -> gelokt
Slide 6 - Tekstslide
Lastig? Bekijk het werkwoordschema op blz. 236
Slide 7 - Tekstslide
Zoek het voltooid deelwoord van het werkwoord: schrijven
A
geschrijft
B
geschreven
C
geschrijfd
Slide 8 - Quizvraag
Zoek het voltooid deelwoord van het werkwoord: fietsen
A
gefietst
B
gefietsen
C
gefietsd
Slide 9 - Quizvraag
Zoek het voltooid deelwoord van het werkwoord: reizen
A
gerezen
B
gereist
C
gereisd
Slide 10 - Quizvraag
Zoek het voltooid deelwoord van het werkwoord: rijzen
A
gerezen
B
gerijsd
C
gerijst
Slide 11 - Quizvraag
Bedenk zelf een werkwoord en schrijf het voltooid deelwoord daarvan op. Let op: 'lopen' mag niet!
Slide 12 - Open vraag
Aan de slag
Maken: Opdracht 2, 3 en 6 (blz. 110-111)
Tijd: 15 min. Nog niet klaar? Huiswerk
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Mededelingen
Lesdoel
Uitleg bijvoeglijk naamwoord
Aan het werk
Vragen
Slide 15 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het eind van de les kun je (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Slide 16 - Tekstslide
Mededelingen
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Slide 18 - Open vraag
Bijvoeglijk naamwoord (1)
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) vertelt iets over het zelfstandig naamwoord (zn).
Voorbeeld: Wat een leuke fiets! Het woordje leuke (dus het bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over fiets.
Slide 19 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (2)
Zo vind je het bijvoeglijk naamwoord:
Staat meestal voor het zn (soms ook achter!)
Voorbeeld: Wat een mooi huis! -> Het huis is mooi.
Het bn heeft vaak een korte (zonder -e) en een lange vorm (met -e):