Linking words 1.1

Reading: Linking words
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Reading: Linking words

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's goals
After this lesson, you can ...
  • ... list the functions of linking words.
  • ... distinguish different types of linking words and group them into categories.
  • ... recognise linking words within a text/sentence.
  • ... fill in the right linking word in a gap exercise.

Slide 2 - Tekstslide

Everything you do is good for the test.
Wat betekent het woord 'although'?
A
want
B
nauwelijks
C
hoewel
D
eveneens

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The goalkeeper tested positive for COVID-19. ..... he has been left out of the team.
A
Likewise
B
Therefore
C
Instead of
D
However

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Do you know why linking words are important?

A
Yes!
B
No :(

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Linking words - heh wat?

Linking words zijn woorden die je helpen om een tekst beter te begrijpen.  Ze worden gebruikt om woorden, zinnen of stukken tekst te verbinden.  Daardoor wordt een tekst samenhangend en logisch. 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En waarom leren we dat?
  1. Het CE bestaat o.a. uit leesteksten.
  2. Om vragen correct te beantwoorden moet je de tekst begrijpen.
  3. De linking words helpen je de tekst en de verbanden in de tekst te begrijpen.

    That's why!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some categories of linking words
  • Addition/sequence 
  • Comparison
  • Contrast
  • Example
  • Conclusion/summary
  • Condition
  • Cause/reason

Slide 8 - Tekstslide

Addition/sequence: something else is going to be added to what was already said.
Comparison: the writer is going to say how two things are the same.
Contrast: the writer is going to say how two things are different.
Example: the writer gives an example of what they are talking about.
Conclusion/summary: the writer repeats the most important points of the text and says what message we should take from the text.
Condition: 
 Cause/reason: 
The Netherlands doesn't have a good team. ..... I don't think they're going to win the tournament.
A
Because
B
That's why
C
However
D
Likewise

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jelmer _______ Finn love worksheets.
A
since
B
on top of that
C
besides
D
as well as

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Our boss was not happy with Jack. He was late. _______, he did not do his work.
A
Besides
B
In fact
C
Nonetheless
D
By the way

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Shall we speak English ______ Dutch?
A
so
B
still
C
also
D
or

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

______ his broken ankle, Bram is at school.
A
Because of
B
Therefore
C
In addition
D
Despite

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It's cold in this classroom. _______ Shayenna refuses to take off her jacket.
A
Therefore
B
Such as
C
In addition
D
Because

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies