WEEK 7 lire en klokkijken

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

aujourd'hui
-les absents
- être/avoir herhaling
- klokkijken
- lire/lezen

Slide 2 - Tekstslide

les matières
l'histoire
les maths / les matémathiques
l'anglais
le français
l'allemand
la géo(graphie)
la biologie
Van welke vakken houden deze leerlingen?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

les absents
Tu as des frères ou des soeurs? J'ai 1 soeur / J'ai 2 frères. etc.

Il/elle s'appelle comment? Il/elle s'appelle ......... Marieke etc.

C'est quel jour aujourd'hui? C'est mercredi, jeudi, vendredi

Tu aimes quelle matière? J'aime les maths/ le français/ etc.


Slide 5 - Tekstslide

quiz
avoir et être

log in met je eigen voornaam svp...

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'être' in de goede volgorde.
être
est
sommes
es
êtes
sont
suis

Slide 8 - Sleepvraag

Welke vervoegingen horen bij être en welke bij avoir?
être
avoir
suis
avons
êtes
ont
sont
as
avez

Slide 9 - Sleepvraag

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir'  hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft 
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben

Slide 10 - Sleepvraag

zijn =
A
être
B
avoir

Slide 11 - Quizvraag

être of avoir?

Ils sont
A
être
B
avoir

Slide 12 - Quizvraag

ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord? être of avoir?
Vous êtes

A
être
B
avoir

Slide 14 - Quizvraag

être of avoir?

Ils ont
A
être
B
avoir

Slide 15 - Quizvraag

vertaal: hij is

Slide 16 - Open vraag

vul in:
Julia ...... 13 ans
A
as
B
est
C
a
D
es

Slide 17 - Quizvraag

vul in:
Mes amis .......... 14 ans.
A
a
B
sont
C
as
D
ont

Slide 18 - Quizvraag

Matthias ........ un chien.
A
as
B
es
C
a
D
ont

Slide 19 - Quizvraag

dernière question...

Slide 20 - Tekstslide

vul in:
Mes parents ............ 2 enfants.
A
ont
B
est
C
a
D
avons

Slide 21 - Quizvraag

lire
de kloktijden

Slide 22 - Tekstslide

Quelle heure est-il?
1 uur : Il est une heure
3 uur: Il est trois heures
5 uur: il est cinq heures
8.30 uur: il est huit heures et demie
7.30 uur: il est ...................... 
il est midi: het is 12.00 uur
il est minuit: het is 0.00 uur

Slide 23 - Tekstslide

lire - lezen
Maak de opdrachten die klaar staan in Learnbeat.

Voca appr 2 / lire doornemen

Slide 24 - Tekstslide

Le quiz:
Le collège et toi
élève a:Ik heb een hekel aan school.
élève b: Ik vind school belangrijk.
élève c: School is ok, maar vrienden en hobby's zijn belangrijker.

Slide 25 - Poll

les devoirs
schrijf het huiswerk in je agenda, zie week 9

Slide 26 - Tekstslide

C'est la fin
Au revoir!
Salut!   A plus!  A+  Ciao!
Bonne journée!! 

Slide 27 - Tekstslide