In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Sleepvraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Maximumprijs
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de evenwichtshoeveelheid (x miljoen ton graan)?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Ontstaat er door het instellen van de minimumprijs een vraagoverschot of een aanbodoverschot?
A
vraagoverschot
B
aanbodoverschot
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Bereken het overschot in miljoenen tonnen graan.
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Bereken hoeveel € de overheid kwijt is aan het opkopen van het overschot. (gebruik € en . als scheidingsteken)
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Hoe hoog moet het productiequotum zijn zodat de vraag niet hoger is dan het aanbod (miljoen ton)?
Slide 22 - Open vraag
Slide 23 - Tekstslide
Hoeveel % moet de productie worden ingekrompen ten opzichte van de evenwichtssituatie?(..%)
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Belastingheffing
De overheid grijpt ook in door belasting te heffen.
Door een belastingheffing op een product (bijvoorbeeld bij externe effecten), schuift de aanbodlijn ....................... .
Bij elke aangeboden hoeveelheid, wil de aanbieder de oorspronkelijke prijs + de heffing.
Slide 29 - Tekstslide
Belastingheffing
De overheid grijpt ook in door belasting te heffen. Door een belastingheffing op een product (bijvoorbeeld bij externe effecten), schuift de aanbodlijn omhoog. Bij elke aangeboden hoeveelheid, wil de aanbieder de oorspronkelijke prijs + de heffing.
Als de overheid een heffing instelt van €1 per product, schuift de aanbodlijn omhoog.
Slide 31 - Tekstslide
De evenwichtsprijs
wordt nu ...............
en is dus gestegen
met ...................... .
De consument
betaalt dus
..................................
..................................
= .................. % van de heffing .
Slide 32 - Tekstslide
De evenwichtsprijs
wordt nu € 3,-
en is dus gestegen
met € 0,50.
De consument
betaalt dus
€ 0,50 / € 1 x 100%
= 50% van de heffing .
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
De Nederlandse overheid hanteert in Nederland een minimumloon. Critici vinden dat een minimumloon de werkloosheid vergroot. Hoe groot is de werkloosheid in de grafiek als de overheid een minimumloon van € 11 per uur instelt?
A
20 miljoen arbeidskrachten
B
30 miljoen arbeidskrachten
C
50 miljoen arbeidskrachten
D
60 miljoen arbeidskrachten
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Is dit een voorbeeld van een maximum- of minimumprijs
A
Maximumprijs
B
Minimumprijs
Slide 45 - Quizvraag
Ligt de maximumprijs boven of onder de evenwichtsprijs
A
BOVEN
B
ONDER
Slide 46 - Quizvraag
Bij een maximumprijs ontstaat er een .... (2 antwoorden goed)
A
aanbodoverschot
B
aanbodtekort
C
vraagoverschot
D
vraagtekort
Slide 47 - Quizvraag
Als de overheid een minimumprijs instelt, werkt ze de aanbieder tegen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 48 - Quizvraag
Wat is de waarde van het aanbodoverschot bij een minimumprijs van 160?
A
105
B
16.800
C
105.000
D
16,8 miljoen
Slide 49 - Quizvraag
Als de overheid een prijs van 10 eurocent per liter instelt, waar is dan sprake van?
A
Minimumprijs, vraagoverschot
B
maximumprijs, vraagoverschot
C
minimumprijs, aanbodoverschot
D
maximumprijs, aanbodoverschot
Slide 50 - Quizvraag
De Nederlandse overheid hanteert in Nederland een minimumloon. Critici vinden dat een minimumloon de werkloosheid vergroot. Hoe groot is de werkloosheid in de grafiek als de overheid een minimumloon van € 11 per uur instelt?