GESCHIEDENIS - INLEIDEND THEMA

1 / 111
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 111 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vaardigheden Geschiedenis 
1. Geschiedenis/ verleden
2. Oorzaak, gevolg en aanleiding
3. Prehistorie / historie
4. Bronnen:
- Primaire en secundaire bronnen
- Geschreven en ongeschreven (visuele, audiovisuele, materiële en mondelinge) bronnen 
5. Feit en mening.
6. Gebondenheid aan tijd en plaats/ standplaatsgebondenheid
7. Betrouwbaarheid van bronnen.

Slide 2 - Tekstslide

1. Geschiedenis - verleden

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen ‘verleden’ en ‘geschiedenis’?
A
Het verleden is subjectief, geschiedenis is objectief
B
Het verleden is alles wat ooit gebeurd is, geschiedenis is een reconstructie van het verleden
C
Het verleden is een interpretatie, geschiedenis is wat werkelijk gebeurd is
D
Het verleden is afhankelijk van bronnen, geschiedenis niet

Slide 4 - Quizvraag

Waarom zijn bronnen belangrijk in de studie van geschiedenis?
A
Ze bewijzen dat alle historische gebeurtenissen echt gebeurd zijn
B
Ze geven inzicht in hoe mensen in het verleden leefden en dachten
C
Ze zorgen ervoor dat we alleen de belangrijkste gebeurtenissen herinneren
D
Ze elimineren elke vorm van subjectiviteit

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met historisch bewustzijn?
A
Het kennen van alle belangrijke data en gebeurtenissen uit het verleden
B
Het leren begrijpen waarom andere culturen ontstaan zijn
C
Het zoeken naar een objectieve waarheid in de geschiedenis
D
Het vermogen om het heden en toekomst in relatie tot het verleden te begrijpen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een reden waarom historici verschillende interpretaties van het verleden kunnen hebben?
A
Niet alle gebeurtenissen uit het verleden zijn gedocumenteerd
B
Historici werken nooit met dezelfde bronnen
C
Elke historicus heeft zijn eigen politieke voorkeuren
D
Bronnen kunnen verschillend geïnterpreteerd worden afhankelijk van context en perspectief

Slide 7 - Quizvraag

Hoe kan geschiedenis helpen om fouten uit het verleden te vermijden?
A
Door lessen te trekken uit eerdere gebeurtenissen
B
Door te bewijzen dat geschiedenis zich altijd herhaalt
C
Door enkel de positieve kanten van het verleden te benadrukken
D
Door duidelijke richtlijnen te bieden voor de toekomst

Slide 8 - Quizvraag

1. Geschiedenis / verleden
Alles wat vroeger gebeurt is noemen we verleden. 
Een visie op het verleden noemen we geschiedenis.

"geschiedenis bestudeert het verleden van mensen "

Slide 9 - Tekstslide

2. Oorzaak - aanleiding en gevolg

Slide 10 - Tekstslide

layout al
Oorzaak: Een oorzaak is de achterliggende reden waarom iets gebeurt; het vormt de basis van een gebeurtenis. Bijvoorbeeld, spanningen tussen landen kunnen de oorzaak zijn van een oorlog.
Aanleiding: De aanleiding is de directe gebeurtenis die een bepaalde actie of gebeurtenis in gang zet; het is de 'druppel die de emmer doet overlopen'. In het geval van de Eerste Wereldoorlog was de moord op Franz Ferdinand de aanleiding die het conflict deed ontbranden.
Gevolg: Het gevolg is wat er na een gebeurtenis plaatsvindt; het resultaat van een oorzaak of aanleiding. Bijvoorbeeld, door een lekke band te krijgen (oorzaak), komt iemand te laat op school (gevolg).

Slide 11 - Tekstslide

Situatie: Een bal door een raam gooien
Oorzaak:
Je speelt buiten met vrienden en gooit de bal steeds harder. Het spel wordt steeds ruiger omdat iedereen wil winnen.
Aanleiding:
Je probeert een harde worp naar je vriend te maken, maar mist, en de bal vliegt door het raam van een huis.
(De directe actie die het gevolg veroorzaakt.)
Gevolg:
Het raam is kapot, je krijgt ruzie met de eigenaar van het huis en moet misschien de schade betalen.

Slide 12 - Tekstslide

Een oorzaak is...
A
Een gevolg van een gebeurtenis
B
Een reden waarom iets gebeurt

Slide 13 - Quizvraag

Je moet wachten op je cijfer nadat je een toets hebt gemaakt.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 14 - Quizvraag

SJG leek jullie een leuke school om heen te gaan.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 15 - Quizvraag

In de laatste minuut, scoorde de speler een doelpunt. Hierdoor won het team de wedstrijd.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 16 - Quizvraag

Na de eerste geschiedenisles zijn jullie blij dat je dit vak krijgt op school.
A
Oorzaak
B
Aanleiding
C
Gevolg

Slide 17 - Quizvraag

2: Oorzaak, aanleiding en gevolg

oorzaak:geeft aan waarom of waardoor iets
gebeurt.
gevolg: datgene dat gebeurd na de oorzaak.
aanleiding: is de belangrijkste oorzaak voor een
gebeurtenis

Slide 18 - Tekstslide

2. Soorten bronnen
Om erachter te komen wat waar is in de geschiedenis maakt een historicus gebruik van bronnen.

Bronnen geven informatie over het verleden. We gebruiken deze informatie om het verleden uit te leggen.

Slide 19 - Tekstslide

3. Prehistorie - historie

  • Prehistorie: Periode van ongeschreven bronnen

  • Historie: Periode waarin er ook geschreven bronnen zijn 

Slide 20 - Tekstslide

Prehistorie
  • Historie = geschreven geschiedenis

  • Pre = voor

  • Tijd vóór dat mensen konden lezen en schrijven 

Slide 21 - Tekstslide

3. Prehistorie en historie
Historie = geschiedenis , pre= voor

Prehistorie, voor de geschiedenis, voordat mensen  schrift kenden.

Historie begint vanaf het moment dat mensen schrift gaan gebruiken.

Slide 22 - Tekstslide

4. Bronnen
  • Primaire bronnen
  • Secundaire bronnen
  • Geschreven bronnen 
  • Ongeschreven bronnen
  1. visuele
  2. audiovisuele
  3. materiële
  4. mondelinge

Slide 23 - Tekstslide

Primaire en 
secundaire bronnen

Slide 24 - Tekstslide

Primaire bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan ontstaan of gemaakt

  • De informatie komt dus zelf uit de periode waarover wordt gesproken en is niet later samengesteld 

Slide 25 - Tekstslide

Primaire bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd of het object uit die tijd afkomstig is... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand zijn mening misschien wel wil geven of niet alle informatie heeft.

Slide 26 - Tekstslide

Primaire bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Brieven van Napoleon
  • Meubels uit het paleis van Versailles
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Foto's uit de Eerste Wereldoorlog
  • Spotprent

Slide 27 - Tekstslide

Secundaire bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere (geschreven of ongeschreven) bronnen

Slide 28 - Tekstslide

Secundaire bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker misschien zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 29 - Tekstslide

Secundaire bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de ontdekking van het graf van Toetanchamon

Slide 30 - Tekstslide

Geschreven en 
ongeschreven bronnen

Slide 31 - Tekstslide

Geschreven bronnen
Bronnen die bestaan uit tekst/tekens/getallen:
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen
  • Documenten

Slide 32 - Tekstslide

Ongeschreven bronnen
Bronnen:
  • visuele: schilderij
  • audiovisuele: film
  • materiële: voorwerpen
  • mondelinge: interview
 zonder tekst

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.

Slide 34 - Quizvraag

Een Wikipedia pagina over Napoleon Bonaparte is een:
A
Secundaire bron
B
Primaire bron

Slide 35 - Quizvraag

Een filmpje over het paleis van Versailles is een:
A
Geschreven secundaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Geschreven primaire bron
D
Ongeschreven secundaire bron

Slide 36 - Quizvraag

Wat is ook alweer een primaire bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 37 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 38 - Quizvraag

Is de afbeelding een primaire of een secundaire bron?
A
Primair
B
Secundair

Slide 39 - Quizvraag

Hiërogliefen
A
Geschreven secundaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Geschreven primaire bron
D
Ongeschreven secundaire bron

Slide 40 - Quizvraag

Foto Hitler
A
Geschreven primaire bron
B
Ongeschreven primaire bron
C
Ongeschreven secundaire bron
D
Geschreven secundaire bron

Slide 41 - Quizvraag

Iemand die sporen uit het verleden onderzoekt heet een
A
rechercheur
B
inspecteur
C
archeoloog
D
spooroloog

Slide 42 - Quizvraag

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 43 - Quizvraag

Wat voor ongeschreven bron is dit?
A
materiële bron
B
audiovisuele bron
C
visuele bron
D
mondelinge bron

Slide 44 - Quizvraag

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 45 - Quizvraag

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 46 - Quizvraag

Wat voor soort bron is dit?
A
Ongeschreven bron
B
Geschreven bron

Slide 47 - Quizvraag

Wat voor ongeschreven bron is dit?
A
materiële bron
B
visuele bron
C
audiovisuele bron
D
mondelinge bron

Slide 48 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 49 - Quizvraag

Wat hoort bij prehistorie en wat hoort bij historie?
Sleep de gegevens naar het juiste vak.
Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 50 - Sleepvraag

Lees de bron.
Is dit een primaire of een secundaire bron?
A
Een secundaire bron, want de bron is gemaakt ver nadat de Egyptenaren leefden.
B
Een primaire bron, want de bron is gemaakt in de tijd dat de Egyptenaren leefden
C
Een primaire bron, want de bron is gemaakt ver nadat de Egyptenaren leefden
D
Een secundaire bron, want de bron is gemaakt in de tijd dat de Egyptenaren leefden

Slide 51 - Quizvraag

Welke bronnen zijn betrouwbaarder? Primaire of secundaire bronnen? Leg je antwoord uit!

Slide 52 - Open vraag

In de bron wordt een voorbeeld gegeven van een primaire bron over de omgang met de dood door de Egyptenaren.
Welke bron is dat?

Slide 53 - Open vraag

4. Bronnen 
primaire bron: een bron die gemaakt is in de tijd waarover het informatie geeft. (uit de tijd zelf)
Secundaire bron: een bron die gemaakt is na de tijd waarover het informatie geeft (de bron is dus later gemaakt)
geschreven bron: een bron die schrifttekens bevat.
ongeschreven bron: een bron die geen schrifttekens bevat
                                            materiële, visuele, audiovisuele of mondelinge bron

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 56 - Woordweb

5. Feit - mening

Slide 57 - Tekstslide

feit en mening,
wat klopt?
A
een mening kun je niet bewijzen.
B
Bij een feit kan iedereen vaststellen dat het (altijd) klopt of iets echt gebeurd is.
C
Als iedereen dezelfde mening heeft is het een feit.
D
In de geschiedenis zijn geen feiten, omdat iedereen zijn eigen verhaal heeft.

Slide 58 - Quizvraag

Feit of mening?
Het is belangrijk dat iedereen gaat stemmen
A
Feit
B
Mening

Slide 59 - Quizvraag

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide

Mussolini is een zwakkeling.

A
Feit
B
Mening

Slide 62 - Quizvraag

Hitler vond Mussolini een zwakkeling
A
Mening
B
Feit

Slide 63 - Quizvraag

Slide 64 - Tekstslide

Staan in deze bron vooral feiten of meningen? leg uit!

Slide 65 - Open vraag

Slide 66 - Tekstslide

Staan in deze bron vooral feiten of meningen? leg uit!

Slide 67 - Open vraag

5. Feit en mening
feit: is iets dat we kunnen controleren
mening: iets wat een persoon vindt, persoonsgebonden en kan dus veranderen.

Slide 68 - Tekstslide

6. Standplaatsgebondenheid 
Iedereen ziet verhalen vanuit zijn eigen achtergrond

Stand: Je plek in de samenleving
Plaats: Waar je vandaan komt (plek)
Gebondenheid: Je zit eraan vast

Perspectieven zien: Je kent de afloop van historische gebeurtenissen al, maar de personen die toen leefden niet; zij waren gebonden aan tijd en plaats.

Het denken en handelen van een persoon wordt dus bepaald door de plaats en de tijd waarin hij leeft.

Slide 69 - Tekstslide

Slide 70 - Tekstslide

Hoe kijken de volgende personen hiernaar?
Oorlog meegemaakt
Oorlog niet meegemaakt

Slide 71 - Tekstslide

Slide 72 - Tekstslide

Hoe kijken de volgende personen naar gesluierde vrouwen?
Een moslim
Een ongelovige

Slide 73 - Tekstslide

Hoe kijkt een moslim naar de gesluierde vrouwen en hoe kijken niet gelovigen?

Slide 74 - Open vraag

Primaire bronnen
Primaire bronnen zijn gemaakt door mensen die direct betrokken waren bij een kwestie of situatie. Standplaatsgebondeheid is
belangrijk bij deze bronnen.

Bijvoorbeeld:
  1. Ooggetuigen
  2. Gebouwen
  3. Overblijfselen

Slide 75 - Tekstslide

7. Bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen
Voor historisch onderzoek zijn bronnen, primaire en secundaire, onmisbaar. Sterker nog, bronnen vormen het belangrijkste gereedschap voor de historicus. Het lezen en interpreteren van historische bronnen is echter niet eenvoudig. Je moet namelijk niet alleen met bronnen kunnen redeneren, maar ook over bronnen.

Slide 76 - Tekstslide

Redeneren over bronnen


Bij redeneren over bronnen stel je allerlei vragen over de bron, bijvoorbeeld wie heeft de bron geschreven of gemaakt, waar is de bron gemaakt en waarom is de bron gemaakt. In volgend schema kun je zien welke vragen je altijd moet stellen. Hoewel je altijd moet proberen een antwoord op alle vragen te vinden, zul je merken dat dit niet altijd mogelijk.

Slide 77 - Tekstslide

Slide 78 - Tekstslide

Slide 79 - Tekstslide

Slide 80 - Tekstslide

Slide 81 - Tekstslide

Slide 82 - Tekstslide

Slide 83 - Tekstslide

Slide 84 - Tekstslide

Slide 85 - Tekstslide

Slide 86 - Tekstslide

Slide 87 - Tekstslide

Slide 88 - Tekstslide

Slide 89 - Tekstslide

Slide 90 - Tekstslide

Slide 91 - Tekstslide

Redeneren met bronnen


Als je de vragen over de bron hebt proberen te beantwoorden, ga je onderzoeken welke informatie de bron biedt en, wat soms minstens zo belangrijk is, welke informatie ontbreekt. Is dat omdat de maker van de bron niet over meer informatie beschikte of heeft hij of zij misschien bewust bepaalde informatie weggelaten? Heel belangrijk is ook de vraag of je reden hebt om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bron. Heeft de auteur bijvoorbeeld redenen om de zaken anders voor te stellen dan ze in werkelijkheid waren?

Slide 92 - Tekstslide

Slide 93 - Tekstslide

Slide 94 - Tekstslide

Slide 95 - Tekstslide

Slide 96 - Tekstslide

Slide 97 - Tekstslide

Slide 98 - Tekstslide

Slide 99 - Tekstslide

Slide 100 - Tekstslide

Slide 101 - Tekstslide

Slide 102 - Tekstslide

Slide 103 - Tekstslide

Slide 104 - Tekstslide

Slide 105 - Tekstslide

Slide 106 - Tekstslide

Slide 107 - Tekstslide

Samenvattend
We hebben verschillende soorten bronnen:
  • Primaire en secundaire bronnen
  • Geschreven en ongeschreven bronnen

Niet elke bron is bruikbaar voor historisch onderzoek en niet elke bron is even betrouwbaar. 

Om de betrouwbaarheid te achterhalen, ga je redeneren over een bron en met een bron. 

Jouw eigen standplaats is bepalend voor hoe je naar een bron kijkt.


Slide 108 - Tekstslide

Redeneren over bronnen

Slide 109 - Tekstslide

Redeneren met bronnen

Slide 110 - Tekstslide

Aan de slag!
Keuze met je buur, of alleen
Je gaat zelf met behulp van je laptop 4 bronnen zoeken over de Tweede Wereldoorlog. Je zorgt ervoor dat je minstens 1 keer een ongeschreven/ geschreven/ primaire/ secundaire bron hebt.  Je schrijft van elke bron welke soort bron deze is. EN 
je redeneert over en met elke bron.
Jeplakt de bronnen in Word samen met je uitleg en je laadt dit op in de uploadzone van Smartschool.

timer
10:00

Slide 111 - Tekstslide