H1 Renaissance en Opstand

Een vraag over de Renaissance. Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

1. De vroegere Grieken maakten levensechte beelden.
2. De Romeinen vonden Griekse kunst zo mooi dat ze veel van namaakten.
3. Middeleeuwse beelden waren nog levensechter dan de Griekse.
A
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. juist
D
1. onjuist, 2. juist, 3. onjuist
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een vraag over de Renaissance. Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist?

1. De vroegere Grieken maakten levensechte beelden.
2. De Romeinen vonden Griekse kunst zo mooi dat ze veel van namaakten.
3. Middeleeuwse beelden waren nog levensechter dan de Griekse.
A
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
B
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. juist
D
1. onjuist, 2. juist, 3. onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Hieronder staan vier feiten die oorzaak en gevolg zijn van elkaar. Zet de letters A t/m D in de juiste volgorde:

A. Italianen kregen een ander mens- en wereldbeeld.
B. Rijke Italianen wilden genieten van het leven.
C. Italiaanse kooplieden en bankiers werden rijk van de handel tussen Europa en het Midden-Oosten.
D. Italianen ontdekten een zelfde mentaliteit in het werk van Griekse en Romeinse schrijvers.
A
A --> B --> D --> C
B
C --> B --> D --> A
C
C --> D -->B --> A
D
B --> -C-> D --> A

Slide 2 - Quizvraag

Bekijk eerst het plaatje van de 'school van Athene'. Zijn de vier onderzoeksvragen hieronder beschrijvend (B), verklarend (V) of waarderend (W)?

1. Waarom heeft Rafael filosofen afgebeeld?
2. Was Rafael een groot kunstenaar?
3. Waar is de 'school van Athene' geschilderd?
4. Waarover gaat het schilderij?
A
1= B, 2= W, 3= B, 4= B
B
1= V, 2= W, 3= B, 4= B
C
1= V, 2= W, 3=V , 4= B
D
1= V, 2= W, 3= B, 4= V

Slide 3 - Quizvraag

Een vraag over humanisme. Welke twee cijfers passen bij humanisten?

1. Mensen moesten altijd doen wat de kerk vertelde.
2. Zij bestudeerden de oorspronkelijke teksten van het Oude en Nieuwe Testament.
3. Zij lazen klassieke teksten.
4. Zij vonden onderwijs niet belangrijk.
5. Zij wezen het christendom als godsdienst af.
A
2 en 3
B
1 en 2
C
3 en 4
D
3 en 5

Slide 4 - Quizvraag

Een vraag over humanisme. Hieronder staan vier zinnen die oorzaak en gevolg van elkaar zijn. Zet de letters A t/m D in de juiste volgorde:

A. De drukpers maakte grote aantallen boeken.
B. De renaissance ontstond in Italië.
C. De renaissance verspreidde zich in de 16e eeuw over Europa.
D. Ideeën werden sneller verspreid.
A
B --> D --> A --> C
B
B --> A --> D --> C
C
C --> A --> D --> B
D
B --> C --> D --> A

Slide 5 - Quizvraag

Een vraag over de kerkelijke hervorming.

Drie uitspraken:
1. De paus was in de middeleeuwen hoofd van de geestelijkheid.
2. In de late middeleeuwen was bijna iedere Nederlander katholiek.
3. Voor 1500 had nog niemand kritiek gehad op de kerk.

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

A
1. Juist, 2. Juist, 3. Juist
B
1. Juist, 2. Juist, 3. Onjuist
C
1. Juist, 2. Onjuist, 3. Onjuist
D
1. Onjuist, 2. Juist, 3. Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een vraag over Luther. Lees hieronder 5 feiten. Zet de cijfers in de juiste tijdsvolgorde.

1. De paus stoot Luther uit de kerk.
2. Karel V verklaart Luther vogelvrij.
3. Luther schrijft een brief met 95 stellingen en hangt deze op aan de muur van de kerk (zie plaatje).
4. Luther schrijft de Bijbel in het Duits.
5. Luther verdedigt zich voor Karel V in Worms.
A
3 --> 1 --> 5 --> 2 --> 4
B
3 --> 2 --> 5 --> 1 --> 4
C
3 --> 1 --> 2 --> 5 --> 4
D
3 --> 1 --> 5 --> 4 --> 2

Slide 7 - Quizvraag

Maarten Luther en Calvijn zijn misschien wel de twee bekendste humanisten.
Welke cijfers horen ALLEEN bij Calvijn (zie plaatje)?

1. Voor je geboorte staat vast of je in de hemel komt.
2. Het geloof van de kerk moet worden hervormd.
3. Iedereen moet God dienen met een vroom leven.
4. Door diep geloof in God kom je in de hemel.
5. Iedere gelovige moet de Bijbel lezen.
6. Deze hervormer had in Nederland veel aanhang.
A
1, 2 en 6
B
2 en 6
C
2, 5 en 6
D
1, 4 en 6

Slide 8 - Quizvraag

Deze toets gaat over het hoofdstuk 'renaissance en opstand' en hoort bij een van de 10 tijdvakken.

Welke plaatje hoort bij dit hoofdstuk?
A
Plaatje 1
B
Plaatje 2
C
Plaatje 3
D
Plaatje 4.

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk de tekening van Albrecht Durer (1525).

Welke twee kenmerken van renaissance-kunst zijn te zien?
1. onderwerp uit de klassieke mythologie.
2. onderwerp uit de Bijbel.
3. onderwerp uit dagelijks leven.
4. levensechte bewegingen.
5. aandacht voor anatomie
6. aandacht voor perspectief.
A
4 en 6
B
1 en 5
C
2 en 5
D
3 en 4

Slide 10 - Quizvraag

Lees de vijf feiten over de renaissance:
1. De renaissance ontstond in Italië omstreeks 1500.
2. Kunstenaars en architecten namen de klassieke kunst en architectuur weer als voorbeeld.
3. Humanisten bestudeerden klassieke teksten en oorspronkelijke Bijbelteksten.
4. Mensen kregen een ander mens- en wereldbeeld. Het leven op aarde werd belangrijker dan het leven na de dood. Deze mentaliteit herkenden mensen in de Grieks-Romeinse cultuur.
5. In de 16e eeuw verspreidde de renaissance zich vanuit Italië over de rest van Europa.

Welke uitspraak is ONJUIST?
A
Feit 1 is een oorzaak van feit 5.
B
Feit 2 is een oorzaak van feit 4.
C
Feit 5 is een gevolg van feit 2
D
Feit 4 is een oorzaak van feit 3.

Slide 11 - Quizvraag

Lees 6 feiten over de kerkelijke hervorming:
1. In de 16e eeuw braken in heel Europa godsdienstoorlogen uit.
2. De Duitse monnik Luther protesteerde tegen de kerk.
3. De kerk splitste in rooms-katholieken die de paus trouw bleven en protestanten die eigen kerken met dominees oprichtten.
4. De kritiek op de kerk groeide door misstanden zoals de aflatenhandel door priesters.
5. De leer van de hervormer Calvijn kreeg in de Nederlanden steeds meer aanhang.
6. Karel V en Filips II vervolgden de protestanten in Nederland, onder wie calvinisten.
Welke uitspraak is ONJUIST?
A
Feit 1 is een gevolg van feit 3.
B
Feit 4 is een gevolg van feit 5.
C
Feit 1 is een gevolg van feit 2.
D
Feit 6 is een gevolg van feit 3.

Slide 12 - Quizvraag

Bekijk een schets van Michelangelo (1504).
Welke 2 kenmerken van renaissance-kunst zijn te zien?

1. onderwerp uit de klassieke mythologie.
2. onderwerp uit de Bijbel.
3. onderwerp uit dagelijks leven.
4. levensechte bewegingen.
5. aandacht voor anatomie.
A
4 en 5
B
1 en 2
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 13 - Quizvraag

Welke twee zinnen zijn juist?

1 Door de gilderegels gingen ondernemers in steden hun productie per uur verhogen.
2 Door het gebruik van de mechanische klok gingen ambachtslieden hun werk beter organiseren.
3 Om meer rekening te houden met de gilderegels namen ondernemers in steden meer personeel in dienst.
4 Sommige ondernemers lieten hun producten maken door thuiswerkers op het platteland.

A
2 en 4
B
1 en 2
C
3 en 4
D
1 en 4

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Dit is een goed voorbeeld van renaissancekunst omdat:
1 beeldhouwwerken uit de tijd van de renaissance heel precies details weergaven.
2 in de tijd van de renaissance er grote belangstelling ontstond voor de klassieke oudheid.
3 in de tijd van de renaissance kunstenaars hun inspiratie vaak uit de Bijbel haalden.
4 kunstenaars uit de tijd van de renaissance levensecht probeerden te schilderen.
A
2 en 4
B
1, 3 en 4
C
1, 2, 3 en 4
D
2 en 3

Slide 15 - Quizvraag

Lees de bron over Erasmus. Welke uitspraken zijn juist?

1 In de tekst geeft Erasmus een uitleg over het aanzien van geestelijken.
2 In de tekst keurt Erasmus de mentaliteit van geestelijken af.
3 In de tekst keurt Erasmus de mentaliteit van geestelijken goed.
4 In de tekst laat Erasmus zien dat hij een nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament nodig vindt.


A
1, 2 en 4
B
2, 3 en 4
C
1, 3 en 4
D
1, 2 en 3

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk hieronder 6 feiten over 'de nieuwe tijd':
1 De islamitische kalender bestaat uit twaalf maanmaanden.
2 De Juliaanse kalender was iets langer dan het zonnejaar.
3 In de 16e eeuw viel het begin van de lente niet op 21 maart.
4 In de Gregoriaanse kalender vallen islamitische feesten ieder jaar op een andere dag.
5 Paus Gregorius XIII voerde een nieuwe kalender in.
6 Tegenwoordig valt het begin van de lente op 21 maart.

Welke uitspraak is ONJUIST?
A
Feit 1 is een oorzaak van feit 4
B
Feit 2 is een oorzaak van feit 3
C
Feit 3 is een gevolg van feit 5
D
Feit 5 is een gevolg van feit 2

Slide 17 - Quizvraag

Lees de bron. Welke cijfers zijn verzinsels?

1 Bij de rellen in Bristol kwamen veel mensen om het leven.
2 De mensen werden elf dagen lang niet betaald.
3 Het leven van de mensen werd elf dagen korter.
4 In 1752 voerde de Britse regering de Gregoriaanse kalender in.
5 In veel West-Europese landen werd voor 1752 al de Gregoriaanse kalender gebruikt.
A
1, 2 en 3
B
2, 3 en 4
C
3, 4 en 5
D
1, 2 en 4

Slide 18 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de kerkelijke hervorming. Lees eerst de bron.

Was het uiteenvallen van de kerk een bedoeld of onbedoeld gevolg van de kritiek van de hervormers?
A
Bedoeld, want hervormers verspreidden hun ideeën over heel Europa en zo ontstonden er allerlei nieuwe kerken.
B
Bedoeld, want hervormers vonden het moeilijk om hun geloof vast te blijven houden en kozen ervoor om hun eigen kerken op te richten.
C
Onbedoeld, want hervormers hadden het gevoel dat hun geloof onrecht was aangedaan.
D
Onbedoeld, want hervormers wilden de misstanden aanpakken en wilden niet allemaal kleine geloofsgroepen laten ontstaan.

Slide 19 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de kerkelijke hervorming. Bekijk eerst de prent.

Over welke misstand in de kerk gaat deze prent?
A
Geestelijken verhandelden aflaten.
B
Monniken hielden eet- en drinkfestijnen.
C
Pausen omringden zich met pracht en praal.
D
Priesters hadden seks.

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk de afbeeldingen met twee gebouwen.

Welke is in renaissancestijl gebouwd?
A
gebouw 1
B
gebouw 2
C
gebouw 1 en 2
D
Geen van de twee gebouwen.

Slide 21 - Quizvraag

Wie is wie op de afbeelding?
A
1 = Karel V, 2 = Maarten Luther
B
1 = Karel V, 2 = Calvijn
C
1 = paus Gregorius XIII, 2 = Maarten Luther
D
1 = paus Gregorius XIII, 2 = Erasmus

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noemen we iemand met een wereldbeeld waarin de mens centraal staat?
A
ondernemer
B
kunstenaar
C
hugenoot
D
humanist

Slide 23 - Quizvraag

Hoe noemen we de hervormingsbeweging in de 16e eeuw waardoor protestanten zich afsplitsten van de kerk van Rome?
A
Beeldenstorm
B
Calvinisatie
C
Reformatie
D
Renaissance

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noemen we iemand die zich baseert op de denkbeelden van de Reformatie?
A
protestant
B
katholiek
C
humanist
D
geus

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Wat zie je op het plaatje?

Schrijf als antwoord 1 woord op dat begint met de letter h.
Maak geen typfouten! Eindig het antwoord ook niet met een punt (.) op het einde.

Slide 26 - Open vraag

Op de afbeelding zie je een....
A
protestante kerk
B
katholieke kerk
C
synagoge

Slide 27 - Quizvraag

Hiernaast zie je een afbeelding uit een zestiende-eeuws boek, waarin het bakkersgilde in York de eigen regels beschrijft.

Waarom is dit een betrouwbare bron als je er achter wilt komen hoe bakkers in York volgens hun gilde brood moesten bakken?
A
De bron is gemaakt door een historicus die zich in gilden heeft gespecialiseerd.
B
De bron is afkomstig uit de tijd dat het bakkersgilde in York nog de regels kon bepalen.
C
De afbeelding is erg nauwkeurig en laat veel informatie zien.
D
De bron is helemaal niet betrouwbaar.

Slide 28 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de renaissance.

Welke vraag over de renaissance is een juist voorbeeld van een 'verklarende' vraag?
A
Hoe kwam de nieuwe mentaliteit van de renaissance tot uiting in de beeldhouwkunst?
B
Waardoor veranderde omstreeks 1500 het mens- en wereldbeeld in Italië?
C
Wat vonden de rijke kooplieden in de Italiaanse steden van de spreuk memento mori?
D
geen van de genoemde vragen is een juist voorbeeld van een 'verklarende' vraag.

Slide 29 - Quizvraag

Deze vraag gaat over de renaissance.

Wat waren tijdens de renaissance de voornaamste inspiratiebronnen voor kunstenaars?

A
de middeleeuwen en het Oude Testament
B
de klassieke oudheid en de middeleeuwen
C
het dagelijkse leven en het Nieuwe Testament
D
de klassieke oudheid en de Bijbel

Slide 30 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je de commissie van de kalenderhervorming (Italië, 1583).

Wie is de persoon bij de witte pijl?
A
Gregorius XIII
B
Karel V
C
Sixtus IV
D
de hertog van Alva

Slide 31 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding. Van deze persoon wordt gezegd dat hij de renaissance naar Engeland heeft gebracht. Wie is deze persoon?
A
Shakespeare
B
Locke
C
Hendrik V
D
Sixtus IV

Slide 32 - Quizvraag

Deze vraag gaat over humanisme. Hieronder staan 5 uitspraken:
1 Humanisten waren wetenschappers die allerlei gevaarlijke experimenten deden.
2 Humanisten bestudeerden de oorspronkelijke bijbelteksten.
3 Humanisten bestudeerden teksten uit de oudheid.
4 Het ideaal van humanisten was de homo erectus.
5 Humanisten waren meestal machtige edelen.

Welke uitspraken over het humanisme zijn juist?
A
Uitspraak 2 en 3
B
Uitspraak 1 en 2
C
Uitspraak 3 en 4
D
Uitspraak 4 en 5

Slide 33 - Quizvraag

Wie is de persoon op de afbeelding?
A
Calvijn
B
Luther
C
Erasmus
D
Karel V

Slide 34 - Quizvraag