Starttaal vooraf T8 H1 woorden HH + taalgrap

H1 Woordenschat (vervolg)
Thema 8
Werk



1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1 Woordenschat (vervolg)
Thema 8
Werk



Slide 1 - Tekstslide

Doelen
  Terugblik vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van de les:

- ken ik de betekenis
   van de themawoorden.

- begrijp ik wat 'taalgrappen' zijn.





  Doelen

Slide 3 - Tekstslide


1. herhalen: themawoorden 

2. uitleg: taalgrappen

3. aan het werk 

 4. evalueren

  Wat gaan we doen?

Slide 4 - Tekstslide







themawoorden
herhalen

Slide 5 - Tekstslide

Welk lidwoord?

..... cv
A
de
B
het

Slide 6 - Quizvraag

De tegenstelling van :

inkomsten
A
sparen
B
uitgaven
C
lenen
D
huren

Slide 7 - Quizvraag

Het kopen van deze nieuwe telefoon

was een grote .................... voor mij.
A
inkomsten
B
uitgave

Slide 8 - Quizvraag

Welk lidwoord?

..... uitzendbureau
A
de
B
het

Slide 9 - Quizvraag

Niet fulltime, maar....
A
facetime
B
deeltijd
C
falltime
D
parttime

Slide 10 - Quizvraag

Welk lidwoord?

..... salaris
A
de
B
het

Slide 11 - Quizvraag

Een officieel document
met daarin afspraken over je werk,
noem je ...
A
het cv
B
het contact
C
het salaris
D
het arbeidscontract

Slide 12 - Quizvraag

Als je een brief schrijft
omdat je een baan probeert te krijgen,
dan ben je aan het ...
A
contacten
B
oriënteren
C
solliciteren
D
de vacature

Slide 13 - Quizvraag

Iemand die voor een persoon of bedrijf werkt,
noem je een ...
A
werkgever
B
werknemer
C
werkvuller
D
werkbaas

Slide 14 - Quizvraag

Een bedrijf dat een werknemer helpt
om een passend (tijdelijk) werk/baan te vinden,
noem je een ...
A
uitgever
B
uitbater
C
uitzendbureau
D
uitzendkracht

Slide 15 - Quizvraag

Er komt een ....... op de Singel,
want de directeur gaat met pensioen.
A
baan
B
vacature
C
sollicitatie
D
uitzendkracht

Slide 16 - Quizvraag

uitleg
     taal-grappen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

de taalgrap
= taal gebruiken op een grappige manier
 
=  f i g u u r l i j k    taalgebruik.


Je neemt de uitspraak   n i e t   l e t t e r l ij k .



figuurlijk =
iets anders zeggen dan wordt bedoeld

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

de taalgrap






Je neemt de uitspraak   n i e t   l e t t e r l ij k .



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Pak voor je: blz. 255.

Kijk en luister mee naar de uitleg.




timer
20:00
  4. Aan de slag!
Ga daarna aan de slag!

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

1. Maak opdracht 5 + 6.

2. Maak in het dunne boek: blz. ?

3. Klaar?
    Maak het werkblad: 
    beroepen-ABC






timer
20:00
  Aan de slag!
= blz. 255 t/m 258
succes!

Slide 41 - Tekstslide

Doelen
gehaald?


- Ik ken de betekenis
   van de themawoorden.

- Ik begrijp wat 'taalgrappen' zijn.





  Doelen

Slide 42 - Tekstslide

We starten met hoofdstuk 2 : lezen.



------------------


Huiswerk: ABC-beroepen afmaken
en inleveren op 09-03-2025.


  Evaluatie

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Wat betekent...
geld over de balk gooien
zwemmen in het geld
geld moet rollen
de geldkraan dichtgooien
er warmpjes bijzitten
bulken van het geld

Slide 45 - Tekstslide