Weißt du noch?

GutenTag!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

GutenTag!

Slide 1 - Tekstslide

die Deutschstunde
Mein Name ist Jack van Dijk und ich bin euer Deutschlehrer.
Wir haben jede Woche drei Stunden Deutschunterricht.

Slide 2 - Tekstslide

Was brauchen wir?
Wir brauchen das Buch jede Stunde. 
Also: Nicht vergessen!

Und ein Heft für Notizen, Aufgaben usw. 

Das Wörterbuch brauchen wir noch nicht. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe ging Duits vorig jaar?

Slide 4 - Woordweb

Was bedeutet "Wettkampf"?

Slide 5 - Woordweb

Was bedeutet "heute"?

Slide 6 - Woordweb

Ella kann (haar) ......... Einladung (v) nicht finden.

Slide 7 - Woordweb

Das ist (ons) ..... Haus (o).

Slide 8 - Woordweb

..... (Zijn) Großeltern sind 50 Jahre verheiratet.

Slide 9 - Woordweb

Wat weet je van Duitsland?

Slide 10 - Woordweb

Duitsland heeft een strand.
Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Duitsland heeft bergen.
Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van Duitsland?

Slide 13 - Woordweb

Dit is Olaf Scholz.
Wat is zijn functie?

Slide 14 - Open vraag

Welke Duitse gerechten ken je?

Slide 15 - Woordweb

Lecker!
Pommes mit Currywurst

Slide 16 - Tekstslide

De 'Oktoberfeste' beginnen in oktober in München.
Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Martin hat gestern (baden) .....
A
gebeden
B
gebad
C
gebadet
D
geboden

Slide 18 - Quizvraag

Wie ..... (heißen) du?
A
heißst
B
heißt
C
heiß
D
heist

Slide 19 - Quizvraag

Toni ..... (haben) ein tolles Hobby.
A
hat
B
habt
C
hast
D
habst

Slide 20 - Quizvraag

Das Land ist groß. Es ..... (sein) sehr beliebt.
A
sein
B
sind
C
seid
D
ist

Slide 21 - Quizvraag

Wann ..... (sein) ihr in Urlaub gefahren?
A
sein
B
sind
C
seid
D
ist

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Die ..... kostet dreizehn Euro im Monat.
A
Mitgliedschaft
B
Nacht

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
Er bestellt neue ..... im Internet.
A
Zuschauer
B
Sportschuhe

Slide 24 - Quizvraag

Meine Freunde sind ..... (sportief).

Slide 25 - Woordweb

Vertaal.
Hoe lang doe je dat al?
A
Bis wann machst du das?
B
Wie lange machst du das schon?

Slide 26 - Quizvraag