LJ 1 Week 9 - P3 L1 Plurals

English Skills: Grammar 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

English Skills: Grammar 

Slide 1 - Tekstslide

Enkel
English Skills: Grammar 
singular
plural
(enkelvoud)
(meervoud)

Slide 2 - Tekstslide

For most nouns (zelfstandige naamwoorden) the rule is:
add -s to the word

For example:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Remember: never use 's to make a plural! 
How to make plurals in English:

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'girl'?
A
girl's
B
girl
C
girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Of course there are a few exceptions (uitzonderingen) to the rule.

1. If the word ends in consonant + y (medeklinker + y), the -y changes into -ies in plurals
one hobby --> two hobbies
one story --> six stories
Exceptions:

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'sky'
A
sky's
B
skys
C
skies
D
skis

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'toy'
A
toys
B
toies
C
toy's
D
toyses

Slide 8 - Quizvraag

2. If the word ends in -f(e)the -f(e) changes into -ves in plurals
one knife --> two knives
one wife --> four wives
one calf --> five calves
Exceptions:

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'half'
A
halfes
B
halve
C
halfe's
D
halves

Slide 10 - Quizvraag

3. If the word ends in -s, -ss, -sh, -ch, -x, the plural gets               -es added
one bus --> two buses
one business --> four businesses
one wish --> five wishes
one witch --> ten witches
one box --> fifty boxes
Exceptions:

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'address'?
A
addreses
B
addresses
C
address'
D
addressess

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'beach'?
A
beaches
B
beach's
C
beachs
D
beach

Slide 13 - Quizvraag

4. These words don't change when you make them plurals
one sheep --> two sheep
one deer --> four deer
one fish --> five fish
Exceptions:

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'sheep'?
A
sheep's
B
sheeps
C
sheep
D
A, B en C zijn goed

Slide 15 - Quizvraag

5. The spelling of these words changes when you make them plurals
one man--> two men
one woman --> four women
one child --> five children
one mouse --> ten mice
one goose --> fifty geese
Exceptions:

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'man'?
A
mans
B
man's
C
man
D
men

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het enkelvoud van 'women'?
A
woman
B
women
C
women's
D
womans

Slide 18 - Quizvraag

6. The spelling of these words changes when you make them plurals
one tooth--> two teeth
one foot--> two feet
one tomato --> three tomatoes
one potato --> four potatoes
one hero --> five heroes
Exceptions:

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'tooth'?
A
tooth
B
tooths
C
tooth's
D
teeth

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'child'?
A
childs
B
child's
C
children
D
childrens

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'video'?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'mouse'?

Slide 24 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'hobby'?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'fox'?

Slide 26 - Open vraag

Time to practice:

Slide 27 - Tekstslide