Week 46 Ne A2

PROGRAMMA WEEK 46
Les 1: Meer dan lezen paragraaf 4: feit, mening en argument
Les 2: Leesles (eigen boek mee) + reader fictie les 2: perspectief
Les 3: Meer dan lezen paragraaf 4 afronden
WEEK 47-51: PROJECT SPELLING/GRAMMATICA/FORMULEREN
naast lezen in eigen boek CP leesvaardigheid in week 3 na vak.

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

PROGRAMMA WEEK 46
Les 1: Meer dan lezen paragraaf 4: feit, mening en argument
Les 2: Leesles (eigen boek mee) + reader fictie les 2: perspectief
Les 3: Meer dan lezen paragraaf 4 afronden
WEEK 47-51: PROJECT SPELLING/GRAMMATICA/FORMULEREN
naast lezen in eigen boek CP leesvaardigheid in week 3 na vak.

Slide 1 - Tekstslide

Meer dan lezen paragraaf 4: feit, mening, argument
Nakijken en checken huiswerk (opdr. 1, 3, 4, 5 op p. 17-22)15 min.
Instructie                                                                                                   10 min.
Zelfstandig/in stilte maken opdracht 1 op blz. 25/26           20 min.
Huishoudelijke mededelingen (invalles / levo)                          2 min.
HUISWERK: OPDRACHT 1, 2 EN 3

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

FEITEN/MENINGEN/ARGUMENTEN
 Feit: iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Mening/standpunt: wat iemand van iets vindt.
Argument: uitleg waarom iemand iets vindt. (let hierbij op signaalwoorden: want, immers, namelijk, omdat)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
- Ik kan kritisch lezen om te beoordelen of een tekst objectief   en   betrouwbaar  is.

-Ik kan feiten, meningen en argumenten onderscheiden in een tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Leesdoelen en leesmanieren
Leesdoel                                                        Leesmanier

Informatie zoeken -------------------------------> Zoekend lezen
Eerste indruk van een tekst krijgen -------> Verkennend lezen
Hoofdzaken uit tekst halen -------------------> Globaal lezen
Tekst begrijpen -----------------------------------> Precies lezen
Tekst leren -----------------------------------------> Studerend lezen
Tekst beoordelen --------------------------------> Kritisch lezen

Slide 5 - Tekstslide

Kritisch lezen
Doel:  beoordelen of een tekst objectief en betrouwbaar is. 

Let op de deskundigheid van de schrijver.
Let op het doel van de tekst.
Let op de bron.

Slide 6 - Tekstslide

De bron van een tekst

Een bron moet bij voorkeur actueel zijn en dus niet te lang  geleden zijn verschenen. Dat kun je aan de bronvermelding zien.

Slide 7 - Tekstslide

De schrijver van een tekst

Een schrijver is deskundig als hij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept (deskundige op zijn gebied).

Slide 8 - Tekstslide

Het doel van een tekst

Een tekst is onpartijdig als die alleen maar

informatie geeft.

Een tekst is partijdig als die ergens reclame voor maakt.

Slide 9 - Tekstslide


Schoolboeken en de meeste nieuwsberichten zijn wel betrouwbaar, omdat ze als doel hebben de lezer informatie te geven.

Slide 10 - Tekstslide



Een argument is informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft, dat zijn mening/standpunt juist is.


NB: Een argument kan zowel een feit (objectief)
zijn als een mening (subjectief).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Feitelijke argumenten
      (objectief):
een feit, controleerbaar,
   je kunt er niet over van mening verschillen.

Niet feitelijke argumenten (subjectief):
een mening of een
vermoeden, niet-controleerbaar, je kunt
er wel over van mening verschillen.

Slide 14 - Tekstslide

Noteer een aantal vragen die je jezelf als lezer stelt, als je een tekst kritisch leest
Antwoorden:
Is de auteur deskundig?
Is de auteur onpartijdig?
Waar en wanneer is de tekst gepubliceerd? Verouderd?
Zijn de geïnterviewden betrouwbaar? Verschillende kanten?
Worden er geen dingen weggelaten?
Meningen / feiten  -   Sterke/zwakke argumenten?

Slide 15 - Tekstslide

Wat nu?
Zelfstandig/in stilte maken opdracht 1 op blz. 25/26          20 min.
Klaar? HUISWERK (voor vrijdag) = OPDRACHT 1, 2 EN 3

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

PROGRAMMA WEEK 46
Les 2: Leesles met eigen boek + reader fictie les 2: perspectief

+ 10-15 min. tijd om (eventueel met hulp van buur) de eerste schrijfopdracht te verbeteren en weer in te leveren!

Slide 17 - Tekstslide

WELKOM!
1)TELEFOON IN TAS, KAUWGOM WEG
2)GA ZITTEN VOLGENS DE PLATTEGROND 
3)PAK GELIJK JE BOEK EN JE SCHRIFT (open op blz. 25/26 )



Slide 18 - Tekstslide

PROGRAMMA WEEK 46
Les 3: Meer dan lezen paragraaf 4 afronden opdr. 1 - 6
NB:
WEEK 47-51: PROJECT SPELLING/GRAMMATICA/FORMULEREN
naast leeslessen -opgeladen laptop mee! Boek blijft thuis.

Slide 19 - Tekstslide

Meer dan lezen paragraaf 4: feit, mening en argument
samen huiswerk nakijken (opdracht 1, 2 en 3)                                        15 min.
Kijken naar fragment laaggeletterdheid (opdr. 4 blz 27)                    5 min.
Maken opdracht 5 en 6 op blz. 28 - 29                                                     25 min.
Let op: eerste 12 minuten in stilte
Opdr. 4,5,6 moet je zelf nakijken  (antwoorden staan op de volgende slides)                                                                     

timer
12:00

Slide 20 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4

1 voor iedereen
2 We moeten laaggeletterden helpen.
3 Ze laat fragmenten zien van mensen die laaggeletterd zijn en daardoor problemen kregen.
4 Ze gebruikt de volgende argumenten:
- Je kunt problemen met je gezondheid krijgen.
- Je kunt kinderen niet voorlezen en moet dan eigenlijk liegen.
- Je kunt belangrijke documenten niet lezen en daardoor in de financiële problemen komen.

Slide 21 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5

1 laaggeletterdheid; laaggeletterden
2 overtuigen
3 alinea 2: problemen van laaggeletterden?
alinea 5: oorzaken van het niet bereiken van laaggeletterden
alinea 6: werkende aanpak / de juiste aanpak
4 Laaggeletterden moeten zich ook verder kunnen ontwikkelen.
Of:
De beperkte basisvaardigheden remmen vaak de loopbaanontwikkeling van laaggeletterden.
5 1 De laaggeletterden herkennen zich niet in het stigmatiserende beeld van de overheid.
2 Laaggeletterden ervaren geen directe problemen.


Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 5

6 1 Je moet aansluiten bij de taken waar mensen dagelijks mee te maken hebben; laat vraag en aanbod goed op elkaar aansluiten.
2 Zet de mens centraal.
3 Zorg voor een toegankelijke infrastructuur waarin mensen zelf de regie hebben.
4 Ga uit van de ontwikkelingsmogelijkheden.
7 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, want op die manier bereik je de mensen om wie het eigenlijk gaat. Ze voelen zich dan misschien aangesproken en zien wellicht de positieve kant van de begeleiding, waardoor ze eerder geneigd zijn hulp te aanvaarden.
8 Het is tijd voor een nieuwe koers, die uitgaat van de leerbehoefte van laaggeletterden en hen niet voorziet van labels. (al. 1)



Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 6

1 Het fragment laat de grote problemen zien (financiële problemen, gezondheidsproblemen) en die problemen zijn juist níet het probleem volgens het de tekst. Maar een klein deel van de laaggeletterden heeft precies die problemen.
2 Zowel de Stichting Lezen en Schrijven als de auteur van het artikel vindt dat je laaggeletterden zou moeten ondersteunen.
3 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Ja, want in het fragment worden juist de mensen met de grote problemen in beeld gebracht en dat past binnen het beeld dat de auteurs schetsen.
Of:
Nee, want het fragment laat mensen aan het woord die op persoonlijke wijze geholpen zijn. De manier waarop zij geholpen worden past niet helemaal bij de problemen die in de tekst genoemd worden.





Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 6

4 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Nee, want omstanders zullen laaggeletterdheid nu dus niet altijd herkennen.

5 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:

Geachte leden van de Stichting Lezen en Schrijven,

Naar aanleiding van uw fragment over laaggeletterdheid sturen wij u deze e-mail. In dat fragment laat u zien waarom laaggeletterden geholpen moeten worden en wat er mogelijk is. Wij hebben het fragment bekeken en we denken dat u met een aantal aanpassingen meer kunt bereiken.





Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 6

Allereerst zien we dat u zich richt op de grote problemen, zoals de financiële problemen. Wij willen u adviseren juist de alledaagse problemen te belichten. U kunt denken aan het lezen van een recept of het halen van je theorie-examen voor je rijbewijs. Op die manier spreekt u ook de groep laaggeletterden aan die zich niet herkent in het beeld van de groep die problemen ervaart op het gebied van financiën of gezondheid. Ook verhoogt u de kans dat mogelijke omstanders de problemen signaleren.

Daarnaast denken we dat het goed is dat u in het fragment laat zien hoe laaggeletterden gemakkelijk hulp kunnen krijgen en hoe omstanders gemakkelijk hulp kunnen bieden. Op die manier vergroot u de kans dat laaggeletterden hulp durven te vragen. Leren moet immers leuk zijn.


 


Met vriendelijke groet,


(namen van de schrijvers)




Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 6




We hopen dat u met deze tips uw fragment effectiever kunt maken, waardoor het probleem van de laaggeletterdheid goed aangepakt kan worden. 

Met vriendelijke groet,

(namen van de schrijvers)
  



                                                                       THE END



Slide 27 - Tekstslide