Weektaak Wiskunde KGT& Dylan week 20

Aan het eind van de les weet ik hoe ik de nieuwe prijs moet berekenen met procenten
7.3. Nieuwe prijs
10.3. Nieuwe prijs
Welke opdrachten je moet maken zie je later in de les.
Kan ik antwoord geven op het doel
 Aan het eind van de les heb ik paragraaf 7.1 en 7.2 herhaald
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van de les weet ik hoe ik de nieuwe prijs moet berekenen met procenten
7.3. Nieuwe prijs
10.3. Nieuwe prijs
Welke opdrachten je moet maken zie je later in de les.
Kan ik antwoord geven op het doel
 Aan het eind van de les heb ik paragraaf 7.1 en 7.2 herhaald

Slide 1 - Tekstslide

Daar zijn we weer.
Hopelijk heeft iedereen een goede vakantie gehad! :)

Slide 2 - Tekstslide

Vertel 1 ding over je vakantie. Het mag iets zijn wat je gedaan hebt of wat je van de vakantie vond.

Slide 3 - Open vraag

Vorige les kort herhalen
Voor de vakante hebben jullie aan paragraaf 7.1 en 7.2 (Dylan 10.1 en 10.2) gewerkt.
Je gaat deze les werken aan paragraaf 7.3 (Dylan 10.3).
Maar eerst ga je nog even de vorige lessen 
herhalen.
Succes!!

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent procent?
%
A
van de honderd
B
van de duizend

Slide 5 - Quizvraag

hoeveel procent is dat?

51
A
50%
B
5%
C
20%
D
15%

Slide 6 - Quizvraag

hoeveel procent is dat?

52
A
25%
B
40%
C
20%
D
10%

Slide 7 - Quizvraag

hoeveel procent is dat?

71
A
7%
B
17%
C
14%

Slide 8 - Quizvraag

hoeveel procent is dat?

204
A
24%
B
20%
C
4%
D
42

Slide 9 - Quizvraag

81
102
53
147
31
20%
12,5%
60 %
50%
33,33%

Slide 10 - Sleepvraag

En nu?
Nu ga je beginnen met paragraaf 7.3 (Dylan 10.3)
Op de volgende pagina´s komt de uitleg met vragen.
Daarna zie je welke opdrachten je moet maken.

Slide 11 - Tekstslide

7.3/10.3 Nieuwe prijs 
Misschien heb je het al wel eens gezien in de winkel. Dat er bordjes, stickers en kaartjes zijn met kortingen in procenten.
Maar hoeveel kost het product dan na de korting? Nou dat kan je berekenen. Hoe je dat doet ga je in deze les leren.

Slide 12 - Tekstslide

Waar ben je dit soort stickers wel eens tegen gekomen??

Slide 13 - Open vraag

2 manieren om het te berekenen
Er zijn 2 manieren waarop je een nieuwe prijs kan berekenen:
  1. Je berekent eerst de korting uit in euro´s waarna je de korting van het oude bedrag afhaalt. 
  2. Je berekent eerst het percentage van de nieuwe prijs en daarna de nieuwe prijs

Dit klinkt misschien een beetje ingewikkeld, maar maak je geen zorgen. Op de volgende pagina´s ga ik het uitleggen. 

Slide 14 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen. Manier 1
Astrid koop een spijkerbroek van €49,95. Ze krijgt 15% korting. Bereken de nieuwe prijs. 
Manier 1: Bereken eerste hoeveel de korting in euro´s is en haal dat van het oude bedrag af. 
                                       
                                                                                                                
Uitwerking: 
Hoeveel 15% korting van €49,95 is kan je berekenen met een verhoudingstabel (zie hiernaast).
15% korting van €49,95 is dus €7,49.
Om de nieuwe prijs te weten haal je dat bedrag van het oude bedrag af.
Dus: €49,95 - €7,49 = €42,46

Slide 15 - Tekstslide

Nieuwe prijs berekenen. Manier 2
Astrid koop een spijkerbroek van €49,95. Ze krijgt 15% korting. Bereken de nieuwe prijs.
Manier 2: Bereken eerst hoeveel procent zij na de korting nog moet betalen.


49,95
x 85
x 85
85
Uitwerkingen:
De oude prijs is 100%. De nieuwe prijs die Astrid moet betalen is 100% - de 15% korting.
De nieuwe prijs is dus eigenlijk hetzelfde als 85% van de oude prijs. 
Je kan nu 85% van € 49,95 uitrekenen met een verhoudinstabel (zie hiernaast).
De nieuwe prijs is dus €42,46

42,46

Slide 16 - Tekstslide

Kort Samengevat: de 2 manieren
Manier 1:
Je berekent eerst de korting in euro's .
Daarna trek je de korting af van de oude prijs.
Of tel je de prijsverhoging bij de nieuwe prijs op.
Manier 2: 
Bereken eerst het percentage van de nieuwe prijs.
Daara bereken je de nieuwe prijs.

BEIDE MANIEREN MAG JE GEBRUIKEN
LET OP!! BIJ BEIDE MANIEREN MAG JE ALTIJD JE REKENMACHINE GEBRUIIKEN

Slide 17 - Tekstslide

€245,-
Bereken de nieuwe prijs van de fiets.
Je mag zelf kiezen welke van de 2 manieren je wilt gebruiken. 
De vraag staat ook nog een keer op de volgende pagina. 
Het antwoord op de vraag kan je daar invoeren.

Slide 18 - Tekstslide

Een fiets kost €245,-
Je krijgt 15% korting op de fiets. Hoeveel kost de fiets nadat de korting eraf is? Je mag beide manieren die eerder uitgelegd zijn gebruiken. Schrijf de nieuwe prijs van de fiets hieronder.

Slide 19 - Open vraag

Verhoging/verlaging
Naast korting kan het ook zijn dat de prijs juist stijgt met een bepaalde percentage. 
Kijk maar eens bij opdracht 37.
Opdracht 37 staat ook bij de opdrachten die je moet maken.
Kijk maar of het lukt.
Als dit niet meteen lukt is dat niet erg.
Volgende les gaan we hier weer mee
verder oefenen.


Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
De uitleg over de nieuwe prijs berekenen 
staat ook in je boek bij paragraaf 7.3 (Dylan 10.3)
KGT: opdracht  27,29,32,35 en 37 op blz. 60 t/m 62
Dylan: opdracht 28,29,31,34,35 en 37 op blz. 230 t/m 232
Vergeet de vraag over de fiets van hiervoor niet in te vullen!

JE MAG BIJ ALLE OPDRACHTEN JE REKENMACHINE GEBRUIKEN!!! 
Als je vragen hebt: mail dan naar ntuinier@bbonderwijs.nl29360 t/m
KLAAR? Stuur dan foto´s van je werk naar ntuinier@bbonderwijs.nl

Slide 21 - Tekstslide

Kies een vraag uit die je niet zo moeilijk vond. Zet hier neer welke opdracht dat was (bijvoorbeeld: opdracht 1)

Slide 22 - Open vraag

Kies een vraag uit die je juist wel moeilijk vond. Zet hier neer welke opdracht dat was (bijvoorbeeld opdracht 2)

Slide 23 - Open vraag

Dat was Wiskunde voor deze week
:)

Slide 24 - Tekstslide