Start hoofdstuk 2

Maandag 16 december

- Opdracht over wisselkoers (Gezamenlijk)
- Uitleg geaggregeerde vraag + geaggregeerd aanbod 
- herhalingsvragen hoofdstuk 1
- starten met opdrachten maken
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 16 december

- Opdracht over wisselkoers (Gezamenlijk)
- Uitleg geaggregeerde vraag + geaggregeerd aanbod 
- herhalingsvragen hoofdstuk 1
- starten met opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

De wisselkoers van de euro in dollars stijgt, wat heeft dit voor gevolgen voor de inflatie in het Eurogebied. Leg je antwoord kort uit.

Slide 2 - Open vraag

Wat is juist?

Doordat meer Europeanen willen sparen in de VS zal...
A
De vraag naar de dollar stijgen en dus de koers van de dollar dalen
B
De vraag naar de dollar stijgen en dus de koers van de dollar stijgen
C
De vraag naar de dollar dalen en dus de koers van de dollar dalen
D
De vraag naar de dollar dalen en dus de koers van de dollar stijgen

Slide 3 - Quizvraag

Hoofdstuk 2
Verklaring van de conjunctuurbeweging

Slide 4 - Tekstslide

Geaggregeerd Aanbod
Geaggregeerd aanbod is het aanbod van alle markten in een land. 

Het geaggregeerde aanbod is gelijk aan het netto binnenlands product, dus hoeveel er in een land wordt geproduceerd. 

Hierbij maken we onderscheid tussen lange en korte termijn. 

Slide 5 - Tekstslide

Het geaggregeerde aanbod op korte termijn



Het geaggregeerde aanbod is het totale aanbod van alle aanbieders in het land


(niet verwarren met het collectieve aanbod; dat is het totale aanbod van één product).


Op de korte termijn staan de prijzen vast --> prijsrigiditeit. Prijzen kunnen zich niet direct aanpassen aan veranderingen in vraag of aanbod





Op
korte termijn verloopt de geaggregeerde aanbodcurve horizontaal. Dit komt door
de
prijsrigiditeit.



Prijzen
zijn rigide als ze niet direct aangepast worden aan veranderingen in vraag en
aanbod.







Slide 6 - Tekstslide

LTGA
Op de lange termijn staat het lange termijn geaggregeerd aanbod vast. Dit noemen we ook wel de natuurlijke productieomvang. De productieomvang die kan worden geproduceerd wanneer alle productiefactoren optimaal worden benut.

Lijn kan wel verschuiven, door bijvoorbeeld technologische ontwikkeling. Er kan dan meer geproduceerd worden! 

Slide 7 - Tekstslide

Verschuivingen geagregeerd aanbod  op zeer lange termijn.
Kan verschuiven door betere scholing, hogere arbeidsproductiviteit, technologische ontwikkeling. 

Slide 8 - Tekstslide

Geaggregeerde vraag 
 
De geaggregeerde vraag of macro-economische vraag is de totale hoeveelheid goederen en diensten die consumenten producten, overheid en buitenland in een jaar willen kopen. 

Er bestaat een negatief verband tussen het algemeen prijspeil (CPI) en de omvang van de geaggregeerde vraag. 

Slide 9 - Tekstslide

Verschuivingen in geaggregeerde vraaglijn:
- Schommelingen door verandering beleid overheid (belastingen of overheidsbestedingen) 
- Conjunctuurschommelingen (meer vraag naar goederen en diensten of juist minder).
- veranderingen beleid ECB (hoofdstuk 3). 

Slide 10 - Tekstslide

Geaggregeerd Aanbod Korte termijn

Prijsrigiditeit/Prijsstarheid doordat:

- Aanbieders durven niet snel aan te passen

- Productiekosten kunnen niet snel aangepast worden (loonstarheid)

- Moeilijk te bepalen welke prijs bij maximale winst



Stijging van de geaggregeerde vraag leidt tot??



Slide 11 - Tekstslide

Trendmatige groei
 2008: Alle productiefactoren worden optimaal benut. 

Door technologische ontwikkeling stijgt LTGA wat gebeurt er? 

Slide 12 - Tekstslide

Trendmatige groei
Geaggregeerde vraag geen verandering --> naar B 

Maar, door productiviteit stijgen de lonen, GV neemt toe tot punt C.  

Slide 13 - Tekstslide

Conjunctuurbeweging
  • Wat gebeurt hier? 
  • De geaggregeerde vraag daalt
  • Doordat prijzen rigide zijn wordt er minder geproduceerd
  • Prijzen worden op lange termijn aangepast,  we komen weer in het lange termijn evenwicht

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer de groei van het BBP lager is dan de trendmatige groei is er sprake van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 15 - Quizvraag

veel consumentenvertrouwen is een kenmerk van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 16 - Quizvraag

werkloosheid is een
A
procyclische variabele
B
anticyclische variabele

Slide 17 - Quizvraag

Consumenten kopen veel goederen en diensten, ook met geleend geld
A
De hoogconjunctuur neemt zo af
B
De hoogconjunctuur wordt zo versterkt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van een recessie/crisis

A
Overheidsuitgaven dalen
B
Werkloosheid stijgt
C
Bedrijven failliet
D
Reorganisaties

Slide 19 - Quizvraag

Het verschil tussen recessie en depressie ...
A
Recessie is minder erg
B
Recessie is 2 kwartalen krimp en depressie minimaal 3 kwartalen krimp
C
In beide gevallen daalt het reële BBP

Slide 20 - Quizvraag

Welke kenmerken hoort niet bij een hoogconjunctuur?
A
Er is veel werkgelegenheid
B
Winkels en fabrieken draaien op hoge toeren
C
De overheid krijgt minder belastinggeld binnen
D
De overheid kan meer geld uitgeven

Slide 21 - Quizvraag

Terugkoppeling
In een hoogconjunctuur wordt veel besteed. 
Bedrijven draaien op volle toeren, waardoor veel personeel nodig is, veel geld verdiend wordt en de overheid veel belastinggeld binnenkrijgt.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe verzwakt een laag consumentenvertrouwen de conjunctuur?
A
Consumenten gaan veel besteden
B
Consumenten houden extra geld achter de hand

Slide 23 - Quizvraag

Welke kenmerk hoort bij een laagconjunctuur?
A
Er is veel werkgelegenheid
B
Winkels en fabrieken draaien niet op volle toeren
C
De overheid krijgt meer belastinggeld binnen
D
weinig mensen moeten bestaan van een uitkering

Slide 24 - Quizvraag

Terugkoppeling
In een laagconjunctuur is de vraag naar goederen laag.
De productie bij bedrijven is laag, waardoor er weinig werkgelegenheid is en de overheid weinig belastinggeld ontvangt.
Veel bedrijven durven hun prijzen niet te verhogen, de inflatie is dus laag

Slide 25 - Tekstslide

Wanneer het gaat over het aanbod van tomaten in Nederland hebben we het over
A
Het individuele aanbod
B
het collectieve aanbod
C
het geaggregeerde aanbod

Slide 26 - Quizvraag

Lange termijn Geaggregeerd aanbod kan naar rechts verschuiven door
A
Beleid van de ECB
B
Aanpassingen belastingsysteem
C
technologische vooruitgang

Slide 27 - Quizvraag