Unit 2 All Right recap

recap Unit 2
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

recap Unit 2

Slide 1 - Tekstslide

Comparative 

Trappen van vergelijking 
Zij is lang
Hij is langer dan ik
Wij zijn het langst

Slide 2 - Tekstslide

Korte woorden (1 lettergreep)
+ er 
+ est 

dark - darker - darkest 
young - younger - youngest 
big - bigger - biggest 
 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld: rich

My sister is richer than me, 
but my mother is the richest.

Slide 4 - Tekstslide

Lange woorden (2 of 3 lettergrepen)
 + more 
+ most 

beautiful - more beautiful - most beautiful 
interesting - more interesting - most interesting



Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld
Science is more interesting than math, 
but English is the most interesting.

Slide 6 - Tekstslide

Uitzonderingen 2 lettergrepen

woorden die eindigen op: 
-some
-le 
-er 
-ow 
-y 

 
+ er 
+est

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden 
clever - cleverer - cleverest 
happy - happier - happiest 
handsome - handsomer - handsomest

Slide 8 - Tekstslide

Uitzonderingen
good - better - best 
bad - worse - worst 
small- smaller - smallest 
little - less - least 



Slide 9 - Tekstslide

Weet je het antwoord niet? 
Pas wel dezelfde regel toe! 

Dus niet: 
yellow - more yellow - yellowest


Slide 10 - Tekstslide

Your jacket is ................. than mine.
(soft)
A
more soft
B
softer

Slide 11 - Quizvraag

The dog looks ................. than the cat. (happy)
A
more happy
B
happier

Slide 12 - Quizvraag

That house is the ....................... house in the street.
(big)
A
biggest
B
most big
C
bigest

Slide 13 - Quizvraag

She is the .................... girl I know.
(beautiful)
A
most beautiful
B
beautifulest

Slide 14 - Quizvraag

He is the ........................ person in the class.
(nice)
A
tiny
B
most tiny
C
tiniest
D
tinyest

Slide 15 - Quizvraag

VV Katwijk is good, but Willem II is ...........................
(good)
A
better
B
the best

Slide 16 - Quizvraag

vertaal: ongeluk

Slide 17 - Open vraag

vertaal: oversteken

Slide 18 - Open vraag

vertaal: tegenover

Slide 19 - Open vraag

vertaal: dienstregeling

Slide 20 - Open vraag

vertaal: instappen

Slide 21 - Open vraag

vertaal: Waar moet ik uitstappen?

Slide 22 - Open vraag

vertaal: Gaan we de goede kant op?

Slide 23 - Open vraag

vertaal: Hoe lang duurt het om daar te komen?

Slide 24 - Open vraag

past simple 

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd van schrijven?
A
write
B
wroted
C
wrote
D
writed

Slide 26 - Quizvraag

Maak deze zin bevestigend (+):
Did you write him a letter?

Slide 27 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord van said?
A
to saye
B
to say
C
to sai
D
to said

Slide 28 - Quizvraag

Maak deze zin vragend (?):
I didn't say that to him.

Slide 29 - Open vraag

Wat is de verleden tijd van know?
A
knew
B
knowed
C
know
D
knewed

Slide 30 - Quizvraag

Zet deze zin in de verleden tijd. (+):
I know the answer to that question.

Slide 31 - Open vraag

carried is een regelmatig werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

heard is een regelmatig werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quizvraag

vertaal: Ik was gisteren niet thuis.

Slide 34 - Open vraag

vertaal: Was jij gisteren thuis?

Slide 35 - Open vraag

THE POSSESSIVE:  ‘S

We use the possessive ‘ s after names of people and animals

Mickey's ears are funny.


Slide 36 - Tekstslide


Single noun  (Enkelvoud)

Her dress is nice.
My sister's dress is nice.


Dus:    Enkelvouden =  's


Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Enkelvoud ( singular)

His bike is new.
My brother's bike is new.


(1 brother / 1 bike)

Slide 39 - Tekstslide

Plural nouns (meervouden)



Their dresses are nice.
My sisters' dresses are nice.


sisters = MV + eindigd op 's'

DUS: alleen '  (komma)

Slide 40 - Tekstslide

meervoud NIET op s
These children's books are famous.

Slide 41 - Tekstslide

meervoud


Their bikes are new.
My brothers'  bikes are new.


(More than 1 brother + ends in 's' DUS: alleen ' (komma)

Slide 42 - Tekstslide

possessive 'of'
The house has a leaking roof.
The roof of the house leaks.

Slide 43 - Tekstslide

Our car is blue.
The colour of our car is blue

Slide 44 - Tekstslide


kinder schoenen =
A
children' shoes
B
children's shoes
C
shoes of children

Slide 45 - Quizvraag

De stem van Adele is mooi.
A
The voice of Adele is beautiful.
B
Adele's voice is beautiful.

Slide 46 - Quizvraag


Vrouwen rechten ... are important.
A
The rights of women
B
Women's rights

Slide 47 - Quizvraag