T3 - delend lidwoord

T3 - delend lidwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

T3 - delend lidwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
Grammaire D
Ik kan het delend lidwoord gebruiken in Franse zinnen en ik weet in welke zinnen ik géén delend lidwoord gebruik.

Slide 2 - Tekstslide

Bron I: het delend lidwoord 
Gebruik: 
Als er in het Nederlands géén lidwoord voor het zelfstandig naamwoord staat, krijg je in het Frans een delend lidwoord. 
BV:   -   Je mange du fromage.                 - Ik eet kaas.
         - Il mange de la salade .                    - Hij eet salade.
         - Il boit de l'eau .                                    - Hij drinkt water.
        -  Elle mange des tomates.                - Zij eet tomaten.            
Vormen delend lidwoord: 
mannelijk:                   de + le = DU
vrouwelijk:                  de + la = DE LA
klinker/stomme h:   de + l' =  DE L'               meervoud:   de + les = DES

Slide 3 - Tekstslide

delend lidwoord:

* geen lidwoord in het Nederlands
* hoeveelheid is onbekend
* geen ontkenning

de/d':

* in de zin staat een ontkenning
* in de zin staat een hoeveelheidswoord

Slide 4 - Tekstslide

delend lidwoord:

* geen lidwoord in het Nederlands
* hoeveelheid is onbekend
* geen ontkenning
* geen aimer, adorer, préférer of détester
lidwoord (le,la,l', les)

* in de zin staat het werkwoord adorer, aimer, détester of préférer

Slide 5 - Tekstslide

Het delend lidwoord geeft een onbepaalde hoeveelheid aan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Geef het juiste delend lidwoord.
'Elle prend ..... lait.'
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 7 - Quizvraag

Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur prend _____ orangina.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Au café, je prends _____ coca.
A
du
B
des
C
de la
D
de l'

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Au restaurant mes parents mangent _____ viande.
A
de la
B
des
C
du
D
de

Slide 11 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Mon petit frère mange seulement _____ frites.
A
de la
B
des
C
du
D
de l'

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère achète......pain.
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 13 - Quizvraag

Je ne bois pas ..... coca.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
des
C
de la
D
de

Slide 14 - Quizvraag

Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord

Slide 15 - Quizvraag

Welk delend lidwoord hoort in deze zin: " je n'ai pas ...... argent"
A
d'
B
du
C
de la
D
de l'

Slide 16 - Quizvraag

Welk lidwoord vul je in?
Je déteste ______ chocolat.
A
du
B
de
C
le
D
un

Slide 17 - Quizvraag

Welk lidwoord vul je in?
Tu aimes ______ croissants?
A
des
B
de
C
l'
D
les

Slide 18 - Quizvraag

Welk lidwoord vul je in?
Nous adorons _______ pizza.
A
du
B
de la
C
des
D
la

Slide 19 - Quizvraag

Welke lidwoorden vul je in?
Vous préférez _______ coca ou _______ orangina?
A
les, le
B
du, de l'
C
le, l'
D
de la, des

Slide 20 - Quizvraag