9. April 2024/Kapitel 5/6 Grammatik/Wortschatz

Startaufgabe
Fließend sprechen! Wer kann das?

Gibst du Opi Opium, bringt Opium Opi um
timer
5:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startaufgabe
Fließend sprechen! Wer kann das?

Gibst du Opi Opium, bringt Opium Opi um
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

die Hausaufgaben
Gemacht zu Kapitel 6
die Aufgaben 4 und 5 zu B Wortschatz
Gelernt zu Kapitel 5 und 6:
Wortschatz N-D und D-N
Grammatica zie dokument in SOM























































Fertig:

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van de les
  • ken je woorden die met eten en vrije tijd te maken hebben.
  • Kun je de bezittelijke vrmw toepassen.
Was?
Wortschatz - einen Test
üben

Slide 3 - Tekstslide

Wortschatz
Je krijgt 4 x een beschrijving van een woord te zien of je moet een zin aanvullen.
Het gaat omd e woordne D-N van Kapitel 5

Slide 4 - Tekstslide

1 Für das Roggenbrot brauchen wir Sauerteig.
Brauchen bedeutet:
A
nodig hebben
B
gebruiken
C
bruiden
D
brouwen

Slide 5 - Quizvraag

2 Um als Bäcker zu arbeiten, braucht man eine ..........
A
Speisekarte
B
Ausbildung
C
Buch
D
Pizza

Slide 6 - Quizvraag

3 ............. ist ein Zutat.
A
ein Teller
B
ein Nachtisch
C
Butter
D
ein Löffel

Slide 7 - Quizvraag

4 Ich möchte eine Pizza mit viel .....
A
Käse
B
Löffel
C
Zwecke
D
Frühstück

Slide 8 - Quizvraag

Wortschatz
Je kijrgt 

Slide 9 - Tekstslide

Das ist bis jetzt noch nie passiert.
Passiert bedeutet:
A
gebeurd
B
verwacht
C
gepasseerd

Slide 10 - Quizvraag

ist ....... passiert.
Van welk werkwoord is 'passiert' het voltooid deelwoord?

Slide 11 - Open vraag

Ich habe jede Woche Musikunterricht. Ich spiele nämlich ....
A
Fußball
B
Gamen
C
die Geige
D
singen

Slide 12 - Quizvraag

In zwei Wochen haben wir endlich .....
A
Sport machen
B
Ferien
C
ins Kino gehen
D
schwimmen gehen

Slide 13 - Quizvraag

Aufgabe: Arbeitet zu zweit. Stellt abwechselnd Fragen (rechts) und beantwortet sie.

Beispiel:

A: Brauchst du ein Messer? B: Nein, danke. Ich brauche kein Messer.

1 Möchtest du eine Suppe?
2 Suchst du ein Messer?
3 Brauchst du eine Gabel?
4 Trinkst du auch eine Cola?
5 Ist das ein gutes Restaurant?
6 Kaufst du ein Brot beim Bäcker?
timer
4:00

Slide 14 - Tekstslide

Aufgabe: auf Papier:
Übersetze die Wörter und ergänze sie in der richtigen Form. Du übst hier die Grammatik der Kapitel 1 - 5.

Tipp:
v = vrouwelijke woorden 
o =  onzijdige woorden. Soms moet je ook de meervoudsvorm invullen.


Mit wem? zu zweit
Hilfsmittel? Grammatik E zu den Kapiteln 1-5
Ergebnis? >75%
Fertig? Mache die Aufgaben 10, 11 und 12 zu E Grammatik Kapitel 6


timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Welke stelling is op jou van toepassing?
A
Ik heb alle doelen behaald en begrijp alles
B
Ik begrijp nog niet alles, maar moet vooral oefenen
C
Ik heb voor bepaalde onderdelen nog uitleg nodig
D
Ik begrijp er niets van en heb hulp en uitleg nodig

Slide 16 - Quizvraag

die Hausaufgaben

Alles gelernt zu den 'Taaltoets'























































Fertig:

Slide 17 - Tekstslide