Spreek samen een handeling af.
A creëert telkens 1 probleem, B lost deze onmiddellijk op.
De handeling gaat door en A komt weer met een probleem.
Problemen moeten voortkomen uit de scène. 1 probleem per keer
- Denk aan spierkracht
- Denk aan mimiek
- Denk aan begin, midden en einde
Bijv: 'De krant lezen', maar A zakt door zijn stoel. B repareert deze weer. Dan is A de krant kwijt en B vindt hem. (probeer ook rationele problemen uit zonder voorwerpen!)