In de baarmoeder kan gekeken worden of het ongeboren kindje een aangeboren aandoening als het syndroom van Down heeft. Dit kan op twee manieren:
1. Vruchtwaterpunctie: de arts zuigt een beetje vruchtwater uit de baarmoeder. In dit vruchtwater zitten cellen van de foetus.
2. Vlokkentest: de arts zuigt cellen uit de placenta op.
In de cellen van de foetus zitten chromosomen van de foetus. Die kunnen dan onderzocht worden.