Presentatie Gender

Referaat Seksualiteit & Gender
Mariska van der Velde 
Groep OG2020b
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogische wetenschappenWOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Referaat Seksualiteit & Gender
Mariska van der Velde 
Groep OG2020b

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Agenda
  • Seksualiteit
  • Gender/LHBTIQ+
  • Genderdysforie
  • Onderwijs
  • Jeugdzorg/jeugdhulp

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij 'seksualiteit & gender'?

Slide 3 - Open vraag

De seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren verloopt in een aantal fasen. We zetten een globale indeling neer waarbij we willen opmerken dat deze fasering niet voor alle kinderen gelijk loopt. De lichamelijke, psychosociale en cognitieve ontwikkeling kunnen per kind variëren en zijn afhankelijk van verschillende factoren.
0-6
In de eerste drie levensjaren ontwikkelen kinderen hun motoriek (van meer ongericht naar meer doelgericht) en is het egocentrische handelen kenmerkend. Ze ontwikkelen meer zelfbesef en zelfwaardering en zijn voornamelijk bezig met het ontdekken en aanraken van het eigen lichaam en stimuleren de eigen geslachtsdelen. Dit is veelvoorkomende seksueel gedrag. Ook begint de interesse in het lichaam van anderen. Vanaf het tweede jaar ontwikkelen kinderen zich een besef van een eigen genderidentiteit en ontdekken ze dat de geslachtskenmerken van jongens en meisjes verschillen. Deze interesse uit zich onder andere in het aanraken van andermans geslachtsdelen. Ook dit gedrag is veelvoorkomend en behoort tot een gezonde seksuele ontwikkeling. Het wordt ook wel seksueel spel genoemd (denk maar aan: doktertje spelen) en vanaf een jaar of 4 speelt dit zich vaker buiten het gezichtsveld van volwassenen af. Kinderen worden steeds gevoelig voor sociale regels rondom de toelaatbaarheid van seksueel gedrag. Bijvoorbeeld: ‘Je loopt niet naakt door de kamer als er visite is’.

Seksuele ontwikkeling

Start kinderleeftijd
Ontwikkelingsdomeinen
  • Biologische en fysieke ontwikkeling
  • Psychosociale ontwikkeling
  • Vruchtbaarheid, voortplanting, anticonceptie en gezinsvorming


(Richtlijn seksuele ontwikkeling voor jeugdhulp en jeugdbescherming, 2020)

Slide 4 - Tekstslide

De seksuele ontwikkeling start in de vroege kinderjaren en loopt door in de puberteit en volwassenheid. Het stopt dus niet vanaf de leeftijd van 18, maar is een levenslang proces. De seksuele ontwikkeling is een samenspel van allerlei factoren (lichamelijke, cognitieve, psychische, sociale, relationele, ethische, religieuze en culturele factoren). En strekt zich over de volgende drie domeinen, waarbij wij in deze presentatie aandacht gaan hebben voor de tweede. 
Seksuele ontwikkelingsfasen
0-6 jaar
Seksuele ontwikkelingsfasen
0-6 jaar

Slide 5 - Tekstslide

De seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren verloopt in een aantal fasen. We zetten een globale indeling neer waarbij we willen opmerken dat deze fasering niet voor alle kinderen gelijk loopt maar per kind kan variëren en afhankelijk is van verschillende factoren.
In de eerste drie levensjaren is met name egocentrische handelen kenmerkend. Kinderen zijn voornamelijk bezig met het ontdekken en aanraken van het eigen lichaam en stimuleren de eigen geslachtsdelen. Dit is veelvoorkomende seksueel gedrag. Daarna begint de interesse in het lichaam van anderen. Vanaf het tweede jaar ontwikkelen kinderen zich een besef van een eigen genderidentiteit en ontdekken ze dat de geslachtskenmerken van jongens en meisjes verschillen. Deze interesse uit zich onder andere in het aanraken van andermans geslachtsdelen. Ook dit gedrag behoort tot een gezonde seksuele ontwikkeling en wordt ook wel seksueel spel genoemd (denk maar aan: doktertje spelen). Vanaf een jaar of 4 speelt dit zich vaker buiten het gezichtsveld van volwassenen af. Kinderen worden steeds gevoelig voor sociale regels rondom de toelaatbaarheid van seksueel gedrag. Bijvoorbeeld: ‘Je loopt niet naakt door de kamer als er visite is’.

Seksuele ontwikkelingsfasen
0-6 jaar
Seksuele ontwikkelingsfasen
6-12 jaar

Slide 6 - Tekstslide

In deze fase kunnen kinderen zich steeds beter inleven in de ander en zijn zich meer bewust van sociale regels. De eerste gevoelens van schaamte beginnen op te treden en ook kunnen zij de eerste gevoelens van verliefdheid ervaren en beschrijven en fantaseren bijvoorbeeld over met wie ze later willen trouwen. Vanaf ongeveer 9 jaar begint de fase van de pre-puberteit, waarin de eerste lichamelijke veranderingen zich voordoen en sommige kinderen voor het eerst verkering krijgen. De aanhankelijkheid naar ouders/opvoeders neemt af, de zelfredzaamheid neemt toe en vrienden en leeftijdgenoten gaan een steeds grotere rol spelen. Het tonen, aanraken en onderzoeken van geslachtsdelen bij een ander kind neemt eveneens af. Er is echter wel een toename zichtbaar in het op internet opzoeken van informatie over seksualiteit. Jongens halen hun informatie vaker uit erotisch materiaal dan meisjes en praten hierover meer met leeftijdsgenoten. 

Wat is normaal en 
wat is afwijkend? 
Normaal vs. veelvoorkomend
Gezond- en ongezond 
Vlaggensysteem

Slide 7 - Tekstslide

Naast het hebben van GSA’s kunnen scholen aandacht hebben voor voorlichtingen, debatavonden en voor Paarse Vrijdag: ieder jaar op de 2e vrijdag van december is deze actiedag waarop leerlingen hun steun voor sekse, gender en seksuele diversiteit kunnen laten zien door paarse kleding te dragen. Ook de Day of Silence is een actie waarbij 12 uur lang stilgestaan wordt bij de gevolgen van pesten.

Afgelopen Paarse Vrijdag hebben wij op het OPDC de wc’s veranderd: naast jongens en meiden-wc’s hebben we nu ook genderneutrale wc’s. Veel trangender leerlingen drinken sochtens niets, zodat ze niet naar de wc hoeven gaan. Ze voelen zich niet thuis op jongens en meiden wc's. Bijv. omdat ze non-binair zijn, omdat ze nog niet uit de kast zijn, of omdat ze een onveilig gevoel krijgen als ze een toilet op school binnengaan. Denk ook aan prullenbakken in alle wc’s, dus ook bij jongens omdat sommige transgender jongens nog menstrueren. 

Andere tips waar scholen om kunnen denken zijn:
- Naam en gender aanpassen bij administatie bij transgenderleerlingen. Biedt hiervoor opties bij het inschrijfformulier: officiele naam apart/gender apart, pas het aan op het rooster/Magister/bij toetsen/klassenslijst. Zorg dat leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen. Vraag in de eerste les van het schooljaar naar iedereens voornaamwoorden.
- Bespreek ook met de leerling welke naam moet worden gebruikt bij contact met de ouders/verzorgers.
- Bespreek met de leerling zelf wat diegene graag wil en luister naar de leerling.
- Scholing personeel, gebruik leerlingen hierbij.
- Vertrouwenspersonen die zelf LHBTQI+ zijn of veel vanaf weten.
- Overleg met transgenders over gym: waar omkleden/deel niet op in jongens-meiden teams
- Seksuele voorlichting om iedereen meer bij te brengen ofer seksuele en genderdiversiteit.
- Aandacht voor LHBTQI+ bij alle vakken. Bijv bij wiskunde ook over twee mannen bij een verhaaltjessom of thema-lessen bij geschiedenis, genderneutrale voornaamwoorden bij de talen.
- Inclusief taalgebruik: dus niet dames en heren/buurman en buurvrouw, maar leerlingen/iedereen/allemaal, ook in brieven niet zoon/dochter, maar uw kind, niet hij/zij maar hen. Betrek leerlingen hierbij.

Vlaggensysteem ​
Vlaggensysteem
 
Vier beoordelingsvlaggen




 





Zes gedragscriteria
Het gedrag is helemaal oké

Het gedrag is niet helemaal oké, volgende keer beter opletten

Het gedrag is niet oké, stoppen! 

Dit kan écht niet! Stoppen!
Sensoa, 2022

Slide 8 - Tekstslide

Om seksueel gedrag van jeugdigen adequaat te kunnen duiden en te beoordelen wordt in de richtlijn aangeraden gebruik te maken van de zes criteria, de vier beoordelingscategorieën, de normatieve lijst en de pedagogische reacties zoals beschreven in het Vlaggensysteem (Frans & Franck, 2014). (www.sensoa.be/vlaggensysteem of www.vlaggensysteem.nl). ​
Het vlaggensysteem biedt professionele opvoeders handvatten om seksueel gedrag adequaat te beoordelen, het bespreekbaar te maken en om gepast te reageren.​
De interventie wordt toegepast door professionele opvoeders, pedagogen, hulpverleners en leerkrachten. Het Vlaggensysteem biedt ook handvatten voor ouders of verzorgers.​
Het Vlaggensysteem is ontwikkeld door het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid Sensoa in samenwerking met Movisie. In december 2015 is het Vlaggensysteem erkend als Goed Onderbouwd door de erkenningscommissie Maatschappelijke ondersteuning, participatie en veiligheid.​
De kern van het Vlaggensysteem is:
(1) het adequaat beoordelen van seksueel (grensoverschrijdend)
gedrag, 
(2) het bespreekbaar maken van dat gedrag met andere professionele opvoeders en met de kinderen en jongeren zelf en 
(3) het geven van een adequate pedagogische reactie.

Er worden zes gedragscriteria​ gehanteerd:. Deze criteria helpen je seksueel gedrag te duiden: is het gedrag gezond of grensoverschrijdend? 
De criteria zijn: 
toestemming (1), 
vrijwilligheid (2), 
gelijkwaardigheid (3), 
leeftijds- of ontwikkelingsadequaat (4), contextadequaat (5) 
zelfrespect (6).​
4 beoordelingsvlaggen​
Vervolgens beoordeel je het seksuele gedrag van kinderen en jongeren in een van de vier categorieën: groen is aanvaardbaar seksueel gedrag, geel is licht seksueel grensoverschrijdend gedrag, rood is ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag en zwart is zwaar grensoverschrijdend gedrag.​
Op maat reageren​
Hoe je reageert op seksueel gedrag van kinderen en jongeren is erg belangrijk. Ze leiden er enorm veel uit af. Met het Vlaggensysteem leer je pedagogisch te reageren, maar zonder te veroordelen. Met specifieke aandacht voor kinderen en jongeren met een beperking en andere culturele achtergrond.​
Oefenen met het vlaggensysteem 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Situatie 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is er wederzijdse toestemming?
A
Groen
B
Geel
C
Rood
D
Zwart

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is er vrijwilligheid?
A
Groen
B
Geel
C
Rood
D
Zwart

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is er gelijkwaardigheid?
A
Groen
B
Geel
C
Rood
D
Zwart

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past het gedrag bij de leeftijd en ontwikkeling?
A
Groen
B
Geel
C
Rood
D
Zwart

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan het gedrag in deze omgeving en context?
A
Groen
B
Geel
C
Rood
D
Zwart

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is jullie eindoordeel over dit gedrag?
A
Groen
B
Geel
C
Rood
D
Zwart

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zouden jullie nu reageren? 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gender
  • Genderidentiteit
  • Geslacht
  • Genderexpressie
  • LHBTIQ+ 
Gender
  • Geslacht
  • Genderidentiteit
  • Genderexpressie 
  • Seksuele 
     voorkeur
  • LHBTIQ+

Slide 18 - Tekstslide

Gender is een sociaal concept en is afhankelijk van hoe we daar in de maatschappij kijken naar, dus wat we verwachten van een man of vrouw in onze cultuur. Als je wordt geboren wordt je ingedeeld als jongen of als meisje, afhankelijk van de geslachtsdelen waarmee je wordt geboren. Niet ieder kind voelt zich echter jongen of meisje, en niet iedere volwassene voelt zich man of vrouw. Hier gaat genderidentiteit over. Genderidentiteit beschrijft het gevoel wat iemand heeft bij het eigen lichaam. Dit is onafhankelijk van de geslachtsdelen waarmee iemand is geboren. Hoe iemand uiting geeft aan de genderidentiteit noemen we genderexpressie. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met hoe iemand zich kleedt of hoe iemand zich gedraagt. Dat kan ’typisch meisje’ of ’typisch jongen’ zijn, maar hierin zijn allerlei variaties mogelijk. Iemand bepaalt zelf wat bij diegene past.

In de afkorting LHBTIQ+ staat de L staat voor lesbisch, de H voor homo, de B voor biseksueel, de T voor transgender (dat wil zeggen je een jongen voelen terwijl je met vrouwelijke geslachtsdelen bent geboren en andersom, je een meisje voelen terwijl je met mannelijke geslachtsdelen bent geboren), de I staat voor intersekse (hierbij gaat het om mensen die geboren worden met een variatie in het biologische geslacht. Bij hen is na de geboorte niet altijd duidelijk of er sprake is van een jongen of een meisje) en de Q staat voor queer (queer (queer is een parapluterm voor onder andere homoseksualiteit en/of travestie, en ook non-binaire mensen identificeren zich vaak als queer). De + staat voor alle andere mogelijke manieren waarop mensen zichzelf, dus hun gender of seksualiteit kunnen benoemen. Je kunt denken aan panseksueel (je voelt je aangetrokken tot allerlei mensen) of aseksueel (je voelt je niet of vrijwel tot niemand seksueel aangetrokken) of non-binair (je ziet jouw gender niet als man of vrouw, maar vind dat het meer fluïde is). Mensen kunnen zichzelf op heel veel verschillende manieren zien en verschillende seksuele voorkeuren hebben, vandaar dat er zo veel verschillende termen zijn. Hoe iemand zich identificeert is ook geen vaststaand gegeven en kan in de loop van de tijd veranderen.

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

LHTBI+


Wat houdt het in --> evt filmpje over opzoeken. Wat is het? Belangrijkste termen en welke stoornis staat er in de DSM-V
Genderdysforie

  • DSM-V classificatie
  • Diagnostiek
  • Oorzaken
  • Prevalentie 
  • Comorbiditeit
(American Psychiatric Association, 2014)

(Lentis, 2022)
(Reisner et al., 2015 & VKJP, 2017)
(Kwaliteitsstandaard Psychische Transgenderzorg, 2017)
(Accare Child Study Center, 2021)

Slide 20 - Tekstslide

DSM-V classificatie:
Als er een verschil wordt gevonden tussen het ervaren gender (de genderidentiteit) en het toegewezen geslacht, dit minimaal een half jaar consistent aanwezig is en het voor enorm veel lijdensdruk en beperkingen in het functioneren zorgt, dan kan er worden gesproken van genderdysforie. Bij kinderen moet de wens om tot het andere gender te behoren aanwezig zijn en het kind moet dat verwoorden. Genderdysforie kan zich op verschillende manieren manifesteren, waaronder het sterke verlangen om behandeld te worden als behorend tot het andere gender of om van de eigen lichamelijke geslachtskenmerken af te zijn, dan wel de sterke overtuiging dat de eigen gevoelens en reacties typisch zijn voor het andere gender.

Diagnostiek:
Genderdiagnostiek is grotendeels op maat, maar er is ook zeker sprake van een standaarddeel. Denk hierbij aan het in gesprek gaan met de kinderen/jongeren/ouders en andere direct betrokkenen (zoals bijvoorbeeld school) om te bepalen of er wordt voldaan aan de DSM-V criteria. De ontwikkelingsanamnese wordt met ouders doorgenomen specifiek gericht op het gendervraagstuk/de genderontwikkeling en met jongeren neem je het genderinterview af. Daarnaast kun je op maat verdiepende diagnostiek aanbieden bijvoorbeeld als er vermoedens zijn van ASS of sociaal-emotionele problematiek.

Oorzaken:
Uit onderzoek is gebleken dat er meerdere factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van genderdysforie. Welke factoren aanwezig moeten zijn en wanneer deze zich ontwikkelen is nog niet bekend. Biologische factoren lijken in ieder geval een grote rol te spelen. Uit hersenonderzoek blijkt dat delen van de hersenen (vorm en functie) bij genderdysforie niet overeenkomen met het geslacht waarmee je geboren bent, maar het geslacht dat je ervaart (zoals Loiza in het vorige filmpje heel mooi heeft uitgelegd). Daarnaast spelen psychologische en sociale factoren eveneens een rol. Denk hierbij aan de invloed van rolmodellen, ouders, leeftijdsgenoten, de media etc.

Prevalentie:
De prevalentie van genderdysfore gevoelens en/of genderidentiteitsproblemen is lastig vast te stellen. Er zijn weinig onderzoeken en de onderzoeken die er zijn, lopen enorm uiteen door bijvoorbeeld het gebruik van verschillende definities en verschillende informanten, waardoor het moeilijk tegen elkaar is af te zetten. Een grootschalig onderzoek uit 2017 waarin 12 – 17 jarigen werd gevraagd in hoeverre hun genderidentiteit overeenkomt met hun geboortegeslacht, dan geeft 1,2% van de geboren jongens in Nederland aan dat dit niet geheel of zelfs helemaal niet overeenkomt en 2,9% van de geboren meisjes. In dit onderzoek is echter niet meegenomen wat de oorzaak daarvan is. Dit zou nog verder onderzocht kunnen en wellicht moeten worden. Wat betreft kinderen is er een Nederlandse studie waarbij ouders rapporteerden of hun prepuberale kinderen aangeven van het andere geslacht te willen zijn. Hierin zei 1,0 % van de ouders van de geboren jongens en 1,7 % van de ouders van geboren meisjes dat dit het geval was.

Comorbiditeit:
Onderzoek heeft uitgewezen dat het risico op psychische klachten bij personen met genderdysforie gemiddeld 2 tot 3x zo groot is in vergelijking met de algemene populatie. Het gaat hierbij om psychische klachten zoals depressie, angstproblemen, automutilatie en zelfmoord. Daarnaast komt genderdysforie vaak samen voor met ASS. Bij jongeren met een diagnose genderdysforie wordt bij 7,8% ook een ASS-diagnose gesteld. Dit is een behoorlijk hoger percentage dan in de algemene populatie waarbij de prevalentie van ASS ongeveer 1% is. Andersom blijkt uit onderzoek bij jongeren met autisme, dat zij twee tot vier keer zo vaak de wens hebben om van het andere geslacht te zijn dan leeftijdgenoten zonder autisme.

 Onderwijs

  • Bao: Kriebels in je buik  
  • Sensitief zijn
  • COC voor LHBTIQ-acceptatie

Slide 21 - Tekstslide

Kriebels in je buik is een goed onderbouwd online lespakket voor de basisschool en heeft als doel het bevorderen van een gezonde en veilige relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen van 4 tot 12 jaar.

Op school is het van belang om seksuele diversiteit niet alleen bespreekbaar te maken, maar hierin ook sensitief te zijn. Zo kunnen volwassenen voor jongeren een belangrijk steunfiguur, rolmodel of voorbeeld zijn. Het is daarom belangrijk met leerlingen in gesprek te gaan en hen te laten zien dat ze gesteund worden, ongeacht wie ze zijn of wat ze voelen.

Het COC is vanaf 1946 de bekende emancipatievereniging van NL en de oudste van de wereld. Meer en betere aandacht voor LHBTI-acceptatie op school is volgens het COC belangrijk omdat LHBTI-scholieren tot vier keer vaker dan gemiddeld gepest worden. Daarnaast is op scholen het woord 'homo' het meest gebruikte scheldwoord. Door de jaren heen ziet het NJI een verbetering in de sociale acceptatie van LHBTIQ+- leerlingen en docenten, maar de verschillen zijn klein.

Wat zou een school
kunnen doen om
aandacht te hebben
voor LHBTIQ+leerlingen

Slide 22 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Gender & Sexuality Alliances (GSA's)
www.gsaonderwijsstandaard.nl
  • Respectvol over seksuele, gender en sekse diversiteit
  • Ondersteuning LHBTIQ+leerlingen
  • Schoolbeleid en veiligheidsplan

Slide 23 - Tekstslide

Kriebels in je buik is een goed onderbouwd online lespakket voor de basisschool en heeft als doel het bevorderen van een gezonde en veilige relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen van 4 tot 12 jaar.
Op school is het van belang om seksuele diversiteit niet alleen bespreekbaar te maken, maar hierin ook sensitief te zijn. Zo kunnen volwassenen voor jongeren een belangrijk steunfiguur, rolmodel of voorbeeld zijn. Het is daarom belangrijk met leerlingen in gesprek te gaan en hen te laten zien dat ze gesteund worden, ongeacht wie ze zijn of wat ze voelen.
Het COC is vanaf 1946 de bekende emancipatievereniging van NL en de oudste van de wereld. Meer en betere aandacht voor LHBTI-acceptatie op school is volgens het COC belangrijk omdat LHBTI-scholieren tot vier keer vaker dan gemiddeld gepest worden. Daarnaast is op scholen het woord 'homo' het meest gebruikte scheldwoord. Door de jaren heen ziet het NJI een verbetering in de sociale acceptatie van LHBTIQ+- leerlingen en docenten, maar de verschillen zijn klein.

  • Paarse Vrijdag
  • Toiletten
  • Administratie
  • Ouders
  • Scholing personeel
  • Vertrouwenspersoon
  • Gym
  • Aandacht bij alle vakken
  • Inclusief taalgebruik 
Tips voor scholen

Slide 24 - Tekstslide

Naast het hebben van GSA’s kunnen scholen aandacht hebben voor voorlichtingen, debatavonden en voor Paarse Vrijdag: ieder jaar op de 2e vrijdag van december is deze actiedag waarop leerlingen hun steun voor sekse, gender en seksuele diversiteit kunnen laten zien door paarse kleding te dragen. Ook de Day of Silence is een actie waarbij 12 uur lang stilgestaan wordt bij de gevolgen van pesten.

Afgelopen Paarse Vrijdag hebben wij op het OPDC de wc’s veranderd: naast jongens en meiden-wc’s hebben we nu ook genderneutrale wc’s. Veel trangender leerlingen drinken sochtens niets, zodat ze niet naar de wc hoeven gaan. Ze voelen zich niet thuis op jongens en meiden wc's. Bijv. omdat ze non-binair zijn, omdat ze nog niet uit de kast zijn, of omdat ze een onveilig gevoel krijgen als ze een toilet op school binnengaan. Denk ook aan prullenbakken in alle wc’s, dus ook bij jongens omdat sommige transgender jongens nog menstrueren. 

Andere tips waar scholen om kunnen denken zijn:
- Naam en gender aanpassen bij administatie bij transgenderleerlingen. Biedt hiervoor opties bij het inschrijfformulier: officiele naam apart/gender apart, pas het aan op het rooster/Magister/bij toetsen/klassenslijst. Zorg dat leerlingen weten bij wie ze terecht kunnen. Vraag in de eerste les van het schooljaar naar iedereens voornaamwoorden.
- Bespreek ook met de leerling welke naam moet worden gebruikt bij contact met de ouders/verzorgers.
- Bespreek met de leerling zelf wat diegene graag wil en luister naar de leerling.
- Scholing personeel, gebruik leerlingen hierbij.
- Vertrouwenspersonen die zelf LHBTQI+ zijn of veel vanaf weten.
- Overleg met transgenders over gym: waar omkleden/deel niet op in jongens-meiden teams
- Seksuele voorlichting om iedereen meer bij te brengen ofer seksuele en genderdiversiteit.
- Aandacht voor LHBTQI+ bij alle vakken. Bijv bij wiskunde ook over twee mannen bij een verhaaltjessom of thema-lessen bij geschiedenis, genderneutrale voornaamwoorden bij de talen.
- Inclusief taalgebruik: dus niet dames en heren/buurman en buurvrouw, maar leerlingen/iedereen/allemaal, ook in brieven niet zoon/dochter, maar uw kind, niet hij/zij maar hen. Betrek leerlingen hierbij.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje Mike

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seksualiteit & Gender
bespreekbaar maken


Love-regel 

Better-model
  • B = bring up 
  • E = explain 
  • T = Tell 
  • T = Time
  • E = Educate 
  • R = record 

Mick & Cohen, 2013

Slide 27 - Tekstslide

Professionals stellen seksualiteit eerder aan de orde als zij het gevoel hebben hierop voorbereid te zijn (bijvoorbeeld door training) en ‘toestemming’ hebben om het onderwerp te bespreken (randvoorwaarden van de organisatie). Gebruik voor het bespreekbaar maken van seksualiteit in de begeleiding van jeugdigen en ouders het BETTER-model (Mick & Cohen, 2003) als uitgangspunt voor gespreksvoering. ​
B = Bring up: begin erover (in een gesprek, vragenlijst, op de website). Laat zien dat het een onderwerp van gesprek is: het staat op de agenda! ​
E = Explain: leg uit dat seksualiteit een onderdeel van het leven is en besproken kan en mag worden in de setting waar de jeugdprofessional werkt. ​
T = Tell: vertel dat jij als jeugdprofessional regelmatig terug zult komen op het onderwerp, zodat er op een volgend moment ook ruimte voor is als het nu niet het juiste moment is (dit is immers voor iedereen anders). Het valt dus niet van de agenda af als er nú niets over te vertellen valt. ​
T = Time: neem er de tijd voor als er wel iets over te vertellen valt. ​
E = Educate: geef informatie en psycho-educatie (seksuele vorming). ​
R = Record: noteer in het dossier dat het thema besproken is en wordt.​
(jeugd)hulp rondom genderdysforie of identiteit 






Kennis- en zorgcentrum voor Genderdysforie (KZcG) van Amsterdam UMC, genderpoli Youz Zaandam en het Zaans Medisch Centrum (ZMC) een netwerk voor het aanbieden van zorg voor transgender kinderen en jongeren.

Genderpoli (Jonx)
Jeugdhulp bij genderdysforie
Waar kun je in NL terecht? 
  • Groningen: Genderpoli van Jonx of Genderteam UMCG
  • Amsterdam: Kennis- en zorgcentrum genderdysforie (AMC) 
  • Nijmegen: Radboudumc Expertise­centrum geslacht & gender

Wat doen ze: 
  • Psycho-educatie
  • Individuele begeleiding
  • Ouderbegeleiding/systeemtherapie
  • Begeleiding bij medische handelingen




 




Slide 28 - Tekstslide

Individuele behandeling bij genderdysforie
Bij een individuele behandeling kun je psycho-educatie krijgen. Tijdens die psycho-educatie bespreken we de betekenis van ‘genderidentiteit’ en kijken we met jou naar de gevoelens die jij over je gender hebt en kunt krijgen. Je kunt bijvoorbeeld heel verdrietig zijn of nog niet zo goed weten hoe je je gevoelens uit. Wij helpen je dan om zelfverzekerder met je gevoelens om te gaan.

Ouderbegeleiding en/of systeemtherapie bij genderdysforie
Ouders kunnen gevoelens van onzekerheid en rouw ervaren en zorgen hebben over de toekomst als hun kind worstelt met genderdysfore gevoelens. Voor ouders bieden we ouderbegeleiding waarin we bespreken hoe ze met dit soort gevoelens om kunnen gaan en hoe ze hun kind kunnen ondersteunen.
Bij ouderbegeleiding krijgen jij en je ouders uitleg over genderidentiteit. Systeemtherapie houdt in dat de mensen die belangrijk voor je zijn betrokken worden bij je behandeling. Bijvoorbeeld je ouders, zusjes, broertjes of vrienden. Tijdens systeemtherapie werken jullie aan doelen die jullie samen verder helpen.
Wat neem je mee?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt voor jullie aandacht!
Zijn er vragen?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies