Lesson 9 (time & used to)

3K
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3K

Slide 1 - Tekstslide

Today
- Practise words

- Grammar

- Exercises


Slide 2 - Tekstslide

Practise words

- Go to Learnbeat
- Woordjes
- Klik op Engels
- Oefen de woordjes van Unit 1

Slide 3 - Tekstslide

Goals
-Ik weet hoe ik een tijdstip in het Engels wordt geschreven.

- Ik weet wanneer en hoe ik "used to" moet gebruiken.

- Ik weet welke onregelmatige werkwoorden er zijn en wanneer ik deze moet gebruiken.


Slide 4 - Tekstslide

Unit 1 - History
Lesson 9 - Grammar
- Grammar: Telling time
- Grammar: Used to
- Grammar: Irregular verbs
- Practise
- Homework



Slide 5 - Tekstslide

Grammar: Telling time

Slide 6 - Tekstslide

Grammar: Telling time

Slide 7 - Tekstslide

telling time

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

a quarter ....

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

1. Telling time:
Write out the time:
03:50
A
It's ten to four.
B
It's fifty past three.
C
It's almost four o'clock
D
It's twenty past half four.

Slide 13 - Quizvraag

3. Telling time
Write out the time:
07:15
A
It's fifteen past seven.
B
It's fifteen to seven.
C
It's a quarter past seven.
D
It's a quarter to seven.

Slide 14 - Quizvraag


A
eight minutes past half past twelve
B
eight minutes past half past eleven
C
twenty-two minutes to twelve
D
twenty-two minutes to eleven

Slide 15 - Quizvraag

6. Telling time:
What time is it?
13.30
A
It's half past two
B
It's one o'clock
C
It's half past one
D
It's half two

Slide 16 - Quizvraag

7. Telling time
It is ...

Slide 17 - Open vraag

8. Telling time
It is ...

Slide 18 - Open vraag

Grammar: Used to
Used to = Vroeger deed ik...Maar nu niet meer...

Vroeger heb ik in Den Haag gewoond
I used to live in Den Haag



Regel: Used to + Hele werkwoord


Slide 19 - Tekstslide

Grammar: Used to
Hoe maak je deze vorm?
Used to + hele werkwoord

I used to be a student.
She used to have braces.
We used to play football.



Voor dingen die vroeger zo waren, maar nu niet meer.

Slide 20 - Tekstslide

Grammar: Used to
The form 'used to' is used with all subjects:

I used to live
He/she/it used to live
we used to live
you used to live
they used to live

Slide 21 - Tekstslide

Make a sentence with "used to" (hele zin opschrijven)
Gebruik het werkwoord tussen haakjes
We (eat) meat, but we don't any more.

Slide 22 - Open vraag

Make a sentence with "used to" (hele zin opschrijven)
Gebruik het werkwoord tussen haakjes
He (work) in the mines, but they have been closed down.

Slide 23 - Open vraag

Grammar: Irregular verbs
Wat is een irregular verb?

Een irregular verb is een werkwoord dat in de past simple en in de present perfect een andere vervoeging heeft dan 
hele ww + ed/d

bijv.: go   -   went   -   gone

Slide 24 - Tekstslide

Grammar: Irregular verbs
tijdsvorm
vaste spellingsregel
past simple (verl. tijd)
stam + -ed
I walked to school.
past perfect (volt. teg. tijd)
have/has + stam + -ed
She has worked today.
irregular verbs moet je uit je hoofd kennen

Slide 25 - Tekstslide

Grammar: Irregular verbs
Waar vind je de irregular verbs?

In het checkbook vind je alle onregelmatige werkwoorden

Slide 26 - Tekstslide

Irregular verb forms:

beginnen
A
to begin - begin - begin
B
to begin - began - begun
C
to begin - begun - began
D
to begin - begun - begun

Slide 27 - Quizvraag

Irregular verb forms:

begrijpen
A
to understood - understood - understand
B
to understand - understood - understand
C
to understand - understood - understood
D
to understand - understood - understand

Slide 28 - Quizvraag

Irregular verb forms:

zetten
A
to pat - put - pat
B
to put - pat - put
C
to put - put - put
D
to put - put - pat

Slide 29 - Quizvraag

Irregular verbs forms:

teach - .....-......
A
tought - tought
B
thaught - thaught
C
taught - taught
D
teached - teached

Slide 30 - Quizvraag

Irregular verbs forms:

bring - .....-......
A
brang - brung
B
brought - brought
C
bring - brought
D
brought - bring

Slide 31 - Quizvraag

Irregular verbs forms:

..... - ..... - worn
A
wear - worn
B
worn - worn
C
wore - wear
D
wear - wore

Slide 32 - Quizvraag

Exercises
- Go to your Study planner in Learnbeat

- Do the exercises I have selected for you

Slide 33 - Tekstslide