Poser une question bron H chapitre 5 HV2

Poser une question
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poser une question

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaraan herken jij een vraag in het NL?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent:
Poser une question

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - herkennen
Aan welke kenmerken in onderstaande zinnen zie je dat het om een vraag gaat:

  • Est-ce que tu fais du sport?
  • Aimez-vous les fruits?
  • Pourquoi est-ce que tu as choisi ce profile?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - categorieën
In het Frans zijn er twee soorten vraagzinnen:
- zonder vraagwoord
- met vraagwoord

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - kenmerken
Je kunt dus aan verschillende 'dingen' zien dat het om een vraagzin gaat: 
- een vraagteken
- est-ce que...
- inversie (ommedraai onderwerp en werkwoord)
- een vraagwoord (quel? pourqoui? Où?, etc)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - zonder vraagwoord
De vragen zonder vraagwoord zien er als volgt uit:
  • als een gewone zin, vragend uitgesproken
      'Vous parlez français?'
  •   est-ce que + gewone zinsvolgorde.
       'Est-ce que vous parlez français?'
  •   Inversie
      'Parlez-vous français?'

Inversie: omdraaien van onderwerp en persoonsvorm. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - inversie
Het omkeren van de persoonsvorm met het onderwerp:
- 'Vous parlez français?'          - 'Parlez-vous français?'

De inversie kan ook alleen als er een persoonlijk voornaamwoord gebruikt wordt en niet bij bijvoorbeeld namen en/of zelfstandige naamwoorden (Peter of les parents).

Let op! Ontstaat er klinkerbotsing door de inversie dan komt er een extra t (met extra streepjes) tussen:        - Il a un chien?                          - A-t-il un chien?


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot nu toe volg ik de uitleg nog:
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in je eigen woorden op wat de
drie manieren zijn om een zin vragend
te maken in het Frans (zonder vraagwoord)

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf zo veel mogelijke Nederlandse vraagwoorden op binnen 20 seconden!
timer
0:20

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - mét vraagwoord
  • Gewone zin + vraagwoord + ?
                       Tu habites ?
  • Vraagwoord + est-ce que + gewone zin
                       'Pourquoi est-ce que vous parlez français?'
  • Vraagwoord + inversie
                       Quand fais-tu les devoirs?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - mét vraagwoord

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
qui
qu'est-ce que
quand
comment

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in je eigen woorden op wat de
drie manieren zijn om een zin vragend
te maken in het Frans (met vraagwoord)

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question - 'Quel'
We hebben nu een aantal vraagwoorden gezien. 'Quel' is hier ook één van.  
Quel betekent wat, maar is een bijzonder vraagwoord.

Wat je moet weten over 'quel':
- Het past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord in getal én geslacht.




______ est la fille? (v ev)
______ est ton pays préféré? (m ev)


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom verandert
het vraagwoord quel?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Quel sont les 3 manières pour poser une question?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question (maak vragend met est-ce que)
Il fait du sport?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question (maak vragend met inversie)
Tu aimes les pommes?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poser une question (maak anders vragend)
Est-ce qu'elle adore les devoirs?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

quand
comment
pourquoi
combien
qu'est-ce que
waar
waarom
wanneer
hoe
wat
hoe veel

Slide 22 - Sleepvraag

Zoek de vertaling van de vraagwoorden. Sleep de blauwe kaders op de rode.
Poser une question (maak vragend met est-ce que)
Tu habites où?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Poser la bonne question
Sleep onderstaande vraagwoorden op de juiste plek. Er blijven twee vraagwoorden over.
 habites-tu?
de matières as-tu cette année?
tu t’appelles?
est-ce que l’année scolaire finit?
âge as-tu?
est-ce ton professeur préféré?
Pourquoi
Comment
Qui
Quand
Combien
Quel
Qu'est-ce-que

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het quel/quelle/quels/quelles
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies: quel/quelle/quels/quelles

Tu vas acheter ..... voiture?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comment tu t'appelles?
Comment est-ce que tu t'appelles?
Tu t'appelles comment?
gewone volgorde + vraagwoord
vraagwoord + gewone volgorde
vraagwoord + est-ce que + gewone volgorde

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies