Burgers en Stoommachines 8a

Burgers en Stoommachines 8a
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Burgers en Stoommachines 8a

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
Introductie
Uitleg
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Burgers
Stoommachines

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Nieuwe vorm van handel
Schepen die naar de kolonies in Azië voeren moesten groter en sneller worden. Hiervoor was stoom en staal nodig. Voor de bouw moest er industrie zijn die de schepen konden maken. Een land met veel industrie had een voorsprong en daardoor ook meer macht. 

Slide 5 - Tekstslide

Begin industrie
De eerste industrie ontstond vanaf 1780 in Engeland in de textielnijverheid. Engeland had veel kolonies waar katoen vandaan kwam. Katoen was lichter dan wol en makkelijker te wassen. Het was heel populair. Doordat de bevolking groeide, steeg de vraag naar katoen nog meer. De bevolkingsgroei werd deels veroorzaakt door de hogere landbouwopbrengsten. Mensen konden meer eten. Op het platteland werd er meer land in cultuur gebracht en werden er modernere bouwmachines gebruikt. 

Slide 6 - Tekstslide

Stoom
Er moest veel textiel geproduceerd worden, waarvoor verschillende toestellen werden uitgevonden voor het spinnen en weven. Machines werden steeds vaker aangedreven door watermolens en stoommachines. Het produceren ging zo steeds sneller. 
Voor een stoommachine heb je heel heet vuur nodig voor de stoom. Hiervoor was steenkool nodig. Toen de steenkool aan de oppervlakte op was, gingen er mijnen open. Om steenkool makkelijk te vervoeren naar de fabrieken, werden kanalen gegraven. Hierover werden ook andere producten getransporteerd 
Met de komst van de stoomlocomotief konden spoorwegen ook gebruikt worden voor transport. 
De kanalen en spoorwegen zorgden een nieuwe infrastructuur voor de industriële samenleving.

Slide 7 - Tekstslide

Fabriekswerk
Eén stoommachine kon meerdere apparaten in beweging zetten. Daarom werden spinmachines en weefmachines in grote hallen geplaatst. Zo ontstonden fabrieken waar honderden loonarbeiders werkten: vrouwen, mannen en kinderen. 
Veel mensen trokken naar de steden voor werk. In de landbouw was steeds minder te doen, omdat ook daar steeds meer machines werden gebruikt. 

Industriële productie ging heel anders dan de ambachtelijke. In een fabriek bestond een arbeidsdeling: elke arbeider had een kleine taak, bijv. klossen op de spinmachine zetten. Alle taken samen zorgden ervoor dat producten werden gemaakt. Als je machines invoert om iets de maken, noem je dat mechanisatie.

Slide 8 - Tekstslide

Industriële revolutie
De invoering van fabrieken wordt de Industriële Revolutie genoemd. Er kwam een totale verandering in de samenleving. Omdat deze verandering zeker 100 jaar duurt wordt er ook wel gesproken van industrialisatie: geleidelijke vervanging van handwerk door industrie. 

Slide 9 - Tekstslide

Fases industriële revoluties
  • Eerste Industriële Revolutie - rond 1780.
Begon met het gebruiken van stoomkracht voor het aandrijven van textielmachines, treinen en schepen. Hierdoor kwam de ijzerindustrie tot grote bloei.
  • Tweede Industriële Revolutie - rond 1870.
IJzer werd vervangen door staal, dat minder snel slijt. Ook kwam de chemische industrie op, met kunstmest, verf en plastic. 

Slide 10 - Tekstslide

Energie
De industrialisatie had ingrijpende gevolgen. 
In plaats van energie die nooit op kon raken (wind, water en spierkracht) werd steenkool ingevoerd. Steenkool in een fossiele brandstof. Het kan opraken, net zoals olie en aardgas. 
Door de uitvinding van elektriciteit werd het makkelijker om energie op allerlei plaatsen te gebruiken. Er werd toen nog meer fossiele brandstof gebruikt, want elektriciteit werd opgewerkt met kolen, olie of aardgas.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 3, 4, 7, 9, 11, 12 

Klaar? Opdracht 1, 2, 5, 6, 8 en 10

Slide 12 - Tekstslide