We hebben al een woordweb gemaakt over deze tekst!A: Lees de tekst globaal
B: Bedenk drie vragen waarop je in de tekst vragen krijgt
(wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe)
C: Lees de tekst helemaal
C1. wat is het tekstdoel?
C2: welke vraag heb je bij B opgeschreven en in welke alinea staat het antwoord?