17/01/2023 2KB Modal Verbs

What the Modals!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

What the Modals!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen voor vandaag
Aan het einde van deze les weet ik:
  • wat Modal Verbs zijn
  • wanneer ik deze moet gebruiken en kan zinnen ermee maken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dit geeft aan of iets mogelijk is/geeft aan wat je kan doen.
Iemand advies geven (geen verplichting)
Je raadt iemand sterk aan om iets te doen (geen verplichting)
Een actie moet gedaan worden (verplicht)
You must brush your teeth twice a day.
I can drive a car.
You can travel if you have a passport.
He should change his clothes.
Jane has to finish the report today. 

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Wat: differentieer werken met je eigen kleur (geel betekent basisstof, groen betekent extra oefenen en blauw betekent extra uitdagingen.
Hoe: zelfstandig
Hulp: probeer het zelf, daarna de juf
Tijd: 15 - 20 minuten 
Klaar: pak en puzzelblad en werk stilletjes verder




Slide 5 - Tekstslide

Elk groep krijgt een blad met 4 verschillende plaatjes gekoppeld aan een opdracht. De groep mag 1 opdracht/plaatje per ronde kiezen en maken. De antwoorden schrijft een lid van de groep op een gekleurde Post-it en plakt deze op het plaatje die net verwerkt is. Je krijgt 2 minuten per opdracht. Pas wanneer de tijd voorbij is mag je het blad naar rechts doorschuiven naar de andere groep. Tijdens de uitleg laat ik een voorbeeld zien. Samenwerken is Key; bij elke ronde schrijft iemand anders van de groep de antwoorden op, doe je dit niet dan verlies je punten.
Regels: je mag onder geen bedwing de post-it van een reeds gemaakte opdracht afhalen of verplaatsen/iedereen blijft bij hun eigen groep zitten/we schreeuwen niet door de klas/heb je een vraag, hand opsteken.

Kijk naar de foto en geef aan wat hij kan doen (geef aan wat iemand kan doen)
A
He is sitting on the bike
B
He can ride a bike
C
He can't ride a bike
D
He is biking

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
My mum               cook lunch.
They              pay for the groceries.

You             wear a coat. It's cols outside.
have to 
has to 
should

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

What can you do with a mobile phone?
Schrijf in het Engels 3 mogelijkheden.
Schrijf ook een vraagzin waarin je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen met een mobiele telefoon.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de foto en geef aan wat hij kan doen (geef aan wat iemand kan doen)
A
She is holding the cake
B
She loves cakes
C
She can bake cakes
D
She is a baker

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
              wear my wellingtons to splash in the water.
He              take an asperin for his headache.
            must stay in bed if I want to get better.
must 
can
should

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de foto en geef aan wat hij/zij kan doen (geef aan wat iemand kan doen)
A
The boy can play the piano
B
The boy is sitting behind the piano
C
He is making music
D
The boy cannot play the piano

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
              buy some fruits.
He              to go to school tomorrow.

You             eat all your vegetables.
have to 
must
has to 
should

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

What can you do with oranges?
Schrijf in het Engels 3 mogelijkheden.
Schrijf ook een vraagzin waarin je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen met sinasappelen.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed
A
We mustn't make any noise; my grandfather's sleeping.
B
We may make any noise; my grandfather's sleeping.
C
We don't must make any noise; my grandfather's sleeping.
D
Just not making any noise

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
The dog               to get exercise.
You               see the Big Ben when you're in London.

Passengers              fasten their seat-belts.
have to 
must
has to 
should

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed
A
Must call him
B
Shan't I call him
C
Him has to call me
D
Should I call him?

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What can you do with dogs?
Schrijf in het Engels 3 mogelijkheden.
Schrijf ook een vraagzin waarin je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen met een met de honden.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She is a small baby. She ______________ eat meat.
A
should
B
has to
C
must
D
can't

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What can you do with clothes?
Schrijf in het Engels 3 mogelijkheden.
Schrijf ook een vraagzin waarin je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen met kleding.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ze de zin bij de goede modal verb
Should
Must
Have to
Can
Stay in bed to get better
Show your passport to ge on a plane
always get enough sleep before driving a car. 
the ability to race a car well

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

George has travelled a lot. He ______________ speak 4 languages.
A
couldn't
B
has to
C
must
D
can

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What can you do with eggs?
Schrijf in het Engels 3 mogelijkheden.
Schrijf ook een vraagzin waarin je vraagt of jij/iemand anders iets kan doen met een met eieren.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Use to correct modal verb to fill in the gap.
I don't have any money. We                to go to the bank today.
______________ I use your phone ?

He is so ill that he ______________ see a doctor immediately
could
must
has to 
should
have to 
can

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Modal Verbs (Hulpwerkwoorden)
Can/could, have to, should en must zijn modal verbs (hulpwerkwoorden), ze veranderen niet van vorm. Na de modal verbs komt het hele werkwoord. Enige uitzondering is de modal verb have to. Bij he/she/it verandert dit werkwoord in has to.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Can/Could
Je gebruikt can of could: 
  1. om mogelijkheden van iets aan te geven.
  2. om te vragen of jij/iemand anders iets kan (doen).

  • Could is de verleden tijd van can en gebruik je wanneer je ies beleeft wilt vragen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

should - must - have/has to
Deze hulpwoorden gebruik je om te zeggen dat er iets moet gebeuren.
1. Should = advies (geen verplichting)
2. must = als je zelf vindt dat het moet of als het moet maar het is niet verplicht (sterk advies)
3. have to / has to = het moet verplicht

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modals (hulpwerkwoorden)
  • Can = mogelijkheden aangeven/ vragen of jij/iemand iets kan doen 
        - You can drive/wash a car.      /     -  Can you please borrow me your car?
  • Could = Beleefde vragen
        - Could you help me please.
  • Should = zou (eigenlijk) moeten > advies, maar geen verplichting
        - Jack should study for his test. 
  • Must = moeten > als je zelf vindt dat iets moet (sterk advies)
        - You must buy that game, it is amazing. 
  • Have to / has to = moeten > noodzaak, zekerheid, verplichting
        - You have to get a VISA to get into the USA. - Shehas to study harder for the test. - I have to               leave! 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Done!
What did we learn?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend: 

  • Can, could, should, have to and must zijn hulpwerkwoorden. 
  • Deze werkwoorden veranderen niet van vorm, behalve have to. Bij he/she/it wordt het has to.
  • Ze staan voor het echte werkwoord. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu wat modals zijn en hoe ik hiermee zinnen kan maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies