Werkwoorden verleden tijd


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

Slide 1 - Tekstslide

Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les

Je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden

Je kunt sterke en zwakke werkwoorden correct spellen in de verleden tijd


Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
• Sterke en zwakke werkwoorden. 
 • Sterke werkwoorden: je kunt de spelling horen. 
 • Zwakke werkwoorden: ex-kofschip.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Sterk of zwak werkwoord?

Jij fietste
A
sterk
B
zwak

Slide 6 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig vloog
A
sterk
B
zwak

Slide 7 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

De hond blafte
A
sterk
B
zwak

Slide 8 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

ik sliep
A
zwak
B
sterk

Slide 9 - Quizvraag

Verleden tijd: welke vorm is goed?

De jongen ----- (spelen) met de bal.
A
speelt
B
speelte
C
speelde
D
gespeelde

Slide 10 - Quizvraag

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 11 - Quizvraag

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 12 - Quizvraag

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 13 - Quizvraag