Herhalen hoofdstuk 1.1 t/m 3.2 (KGT)


1.1 Wat is Communicatie
Aan het eind van deze les kan je:
  1. Uitleggen hoe communicatie werkt (zender, boodschap, medium, ontvanger, feedback).
  2. Benoemen welke soorten communicatie er zijn.
    1 / 33
    volgende
    Slide 1: Tekstslide
    MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

    In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

    time-iconLesduur is: 45 min

    Onderdelen in deze les


    1.1 Wat is Communicatie
    Aan het eind van deze les kan je:
    1. Uitleggen hoe communicatie werkt (zender, boodschap, medium, ontvanger, feedback).
    2. Benoemen welke soorten communicatie er zijn.

      Slide 1 - Tekstslide

      Slide 2 - Tekstslide

      Slide 3 - Tekstslide

      Slide 4 - Tekstslide



      1.2 Massamedia en internet
      Aan het eind van deze les kan je:
      1. Uitleggen wat massamedia zijn.
      2. Uitleggen welke rol internet speelt binnen massamedia.

        Slide 5 - Tekstslide

        Massamedia
        media = meervoud van medium

        Massamedia = media die zich met hun communicatieboodschap tot grote groepen mensen tegelijk richten.
        • ze richten zich tot een groot en anoniem publiek
        • bijvoorbeed: kranten, tv, radio, internet

        Slide 6 - Tekstslide

        Slide 7 - Tekstslide

        Slide 8 - Tekstslide



        2.1 Gedrukte media
        Aan het eind van deze les kan je:
        1. Uitleggen welke 2 soorten gedrukte media er zijn.
        2. Uitleggen wat het verschil is tussen populaire kranten en kwaliteitskranten.

          Slide 9 - Tekstslide

          Kranten
          Er zijn twee verschillende soorten gedrukte media:
          1. kranten
          2. tijdschriften. 

          Kranten verschijnen elke dag! Er zijn zo'n 60 verschillende landelijke en regionale kranten in NL.
          Er is een verschil tussen landelijke dagbladen en regionale dagbladen:
          • Landelijke dagbladen: kan je overal in Nederland krijgen! hierin staat veel binnen- en buitenlands nieuws over bijvoorbeeld de economie, politiek en maatschappij. Bijvoorbeeld: Telegraaf, Volkskrant, Trouw
          • Regionale dagbladen: zijn alleen te vinden in een bepaalde streek, hierin vertellen zij ook veel plaatselijk nieuws. Noord-Hollands dagblad, Purmerends Nieuwsblad.

          Slide 10 - Tekstslide

          Kranten
          Je hebt twee verschillende soorten Landelijke dagbladen:
          1. Populaire kranten
          2. kwaliteitskranten
          Het grootste verschil is dat ze zich richten op een andere doelgroep.

          doelgroep  = groep mensen met  dezelfde gemeenschappelijke kenmerken
          voorbeelden van doelgroepen: mannen, vrouwen, ouderen, jongeren, mensen met kinderen, mensen die van sport houden, mensen met huisdieren, enzovoort...

          let op! Het is NIET zo dat de ene soort beter is dan de andere soort, ze richten zich op een andere doelgroep. Ze willen voor hun eigen doelgroep een goede krant maken.

          Slide 11 - Tekstslide

          Kwaliteitskranten:
          • Doelgroep: mensen met een hogere opleiding.
          • besteden veel aandacht aan: politieke, economische en maatschappelijke ontwikkelingen.
          • Lange artikelen en ingewikkelde teksten.
          • De kwaliteitskrant ziet er vaak veel rustiger uit.

          Voorbeelden van kwaliteitskranten zijn: Volkskrant, Trouw, NRC
          Populaire kranten:
          • Doelgroep: breed publiek (= veel verschillende soorten mensen)
          • geven veel aandacht aan misdaad, rampen, sport en gebeurtenissen rond bekende nederlanders.
          • Korte artikelen en makkelijke teksten.
          • Zij gebruiken vaak hele dik geschreven koppen en grote foto's.

          Voorbeelden van populaire kranten zijn: Telegraaf, AD.

          Slide 12 - Tekstslide

          Tijdschriften en opiniebladen
          Tijdschriften schrijven voor een eigen doelgroep met een speciaal interessegebied (bijvoorbeeld voetbal international of Viva)
          • Verschijnen vaak wekelijks of maandelijks.
          • Verdienen geld aan de verkoop, abonnementen of advertenties, daarom.

          Opiniebladen geven achtergrondinformatie bij maatschappelijke of politieke kwesties (bijvoorbeeld Vrij Nederland)
          • Lezers moeten een eigen mening (= opinie) gaan vormen. 

          Slide 13 - Tekstslide



          2.2 Televisie en radio
          Aan het eind van deze les kan je:
          1. De vier soorten televisie en radiozenders benoemen.
          2. De vier verschillen tussen de publieke omroepen en commerciële zender benoemen.

            Slide 14 - Tekstslide

            4 soorten tv- en radiozenders
            1. Publieke omroep

            2. Commerciële omroep

            3: Regionale zenders en omroepen

            4: Internationale zenders en omroepen

            Slide 15 - Tekstslide


            1: Publieke omroepen
            • Zijn verenigingen met leden.
            • Alleen als ze genoeg leden hebben, krijgen ze zendtijd en mogen ze programma's maken.

            Krijgen geld door:
            1. Lidmaatschapsgeld van hun leden
            2. Reclameopbengsten
            3. Subsidie van de overheid

            Omdat de overheld geld geeft heeft de overheid veel te zeggen over het soort programma's dat de publieke omroepen maken. Daardoor zei je vaak informatie en culturele programma's op de publieke zenders.
            (Denk aan: de wereld draait door, het klokhuis)

            Slide 16 - Tekstslide


            2: Commerciële omroepen
            Hun doel = winst maken
            Het zijn ondernemingen die aan hun uitzendingen geld willen verdienen.
            (zij krijgen geen subsidie  van de overheid)

            Voorbeelden TV : RTL 4, SBS 6
            Voorbeelden Radio: Radio538, Skyradio

            Slide 17 - Tekstslide

            4 verschillen tussen publieke en commerciele omroepen.

            Publieke omroepen:
            1. Zenden op TV uit via Nederland 1, 2, 3 en op radio via Nederland 1 t/m 6.
            2. Zijn verplicht om culturele en informatieve progamma's uit te zenden.
            3. Krijgen geld op meerdere manieren: subsidie van de overheid, geld van leden en reclame.
            4. Zijn gebonden aan een maatschappelijke groep (denk aan de zuilen).



            Commerciele omroepen:
            1. Hebben eigen zenders met eigen namen (bijvoorbeeld RTL4, Net5).
            2. Mogen zelf weten wat ze uitzenden. Ze houden daarbij rekening met kijkcijfers.
            3. Verdienen geld met reclames. Kijkcijferts zijn belangrijk. Als veel mensen kijken willen bedrijven daar reclame maken.
            4. Zijn niet gebonden aan een maatschappelijke groep. Richten zich wel op een doelgroep.

            Slide 18 - Tekstslide


            3: Regionale omroepen
            zenders voor een regio (= een bepaald gebied), brengen vooral plaatselijk nieuws!
            Bijvoorbeeld: Omroep Brabant

            verdienen hun geld met reclame
            of krijgen subsidie van de overheid.

            Slide 19 - Tekstslide


            4: Internationale zenders en omroepen

            Richten zich op meerdere landen tegelijk (internationaal dus)!
            Bijvoorbeeld: CNN, Discovery Channel, National Geographic.

            Slide 20 - Tekstslide

            Hoofdstuk 3: Functies van de media
            Dit is een heel belangrijk hoofdstuk! Op je examen volgend jaar zullen hier vragen over worden gesteld. Het is belangrijk dat je het schema hieronder kent en snapt.

            Slide 21 - Tekstslide



            3.1 Functies voor het individu
            Aan het eind van deze les kan je:
            1. Uitleggen welke 5 functies massamadia hebben voor een persoon.
            2. Uitleggen in je eigen woorden wat de opinierende functie betekent.
            3. Uitleggen wat reclame met media te maken heeft.

              Slide 22 - Tekstslide

              Functies van de massamedia voor een persoon.
              Kort samengevat

              Slide 23 - Tekstslide

              Meningsvorming
              (= opiniërende functie)
              Een functie van media is de meningsvormende functie.
              Dit doet media door een maatschappelijk onderwerp te bespreken en daar bijvoorbeeld verschillende mensen op te laten reageren, of deskundigen aan het woord te laten.
              Op die manier kunnen mensen zelf een mening vormen over het onderwerp.

              Dit wordt ook wel de opinierende functie van de media genoemd (opinie = mening).

              Hierna zie je een filmpje van 'De wereld draait door' over het realityprogramma The Villa. Dit is een voorbeeld van de opiniërende functie van de media.
              Kijk het filmpje en beantwoord de vraag.

              Slide 24 - Tekstslide

              Reclame: commercieel of ideëel?
              Als je goed om je heen kijkt, zie je bijna overal reclame. In kranten en tijdschrijften staan advertenties, op websites staan banners, op stations zie je billboards.
              Je hebt:
              • commerciele reclames = om je te verleiden een product of dienst te kopen.
              • ideële reclames = om meningen en/of gedrag van mensen te veranderen (bijvoorbeeld een campagne over de gevaren van vuurwerk (SIRE) of een reclame van Greenpeace).


              Zonder commerciele reclame zouden de massamedia niet kunnen bestaan! Want het zijn hun belangrijkste inkomsten (daar hebben we het ook in het vorige hoofdstuk over gehad).

              Slide 25 - Tekstslide

              Functies combineren
              De vijf functies van media zijn niet altijd duidelijk van elkaar te scheiden:
              • Informatie
              • Onderwijs
              • Meningsvorming
              • Amusement
              • Reclame
              Bijvoorbeeld iets dat je gebruikt voor onderwijs kan je ook helpen bij de meningsvorming. Of een quiz kan voor amusement zijn, maar ook informatie geven. Dus... Media kan meerdere functies tegelijkertijd hebben.
              Een combinatie van informatie en amusement noemen we infotainment.

              Slide 26 - Tekstslide


              3.2 Functies voor de samenleving
              Aan het eind van deze les kan je:
              1. Uitleggen welke 3 functies massamadia hebben voor de samenleving.
              2. Uitleggen op welke manieren massamedia invloed hebben op de democratische besluitvorming.
              3. Uitleggen wat media te maken hebben met cultuuroverdracht.

                Slide 27 - Tekstslide

                Functies van de media voor de samenleving
                Naast de functies voor de persoon (het individu) zijn de media ook belangrijk voor de samenleving.
                De maatschappelijke functies van de media zijn:

                1. Democratische besluitvorming
                De massamedia heeft invloed op de besluiten die de politiek maakt.

                2. Cultuuroverdracht
                Door massamedia kan er kennis en cultuur verspreid worden.

                3. Vrijetijdsbesteding
                De massamedia is een manier om je vrije tijd te besteden.

                Slide 28 - Tekstslide

                4 manieren waarop massamedia belangrijk zijn voor politieke besluitvorming

                Slide 29 - Tekstslide

                Pluriformiteit van de massamedia
                Naast deze 4 functies is het voor de democratie belangrijk dat er veel verschillende massamedia zijn. Dit noem je ook wel pluriformiteit (= veelvormig) van de media.

                Pluriformiteit zorgt ervoor dat:
                • een probleem van veel verschillende kanten bekeken kan worden
                • verschillende politieke partijen de kans krijgen hun eigen ideeën naar voren te brengen.

                Slide 30 - Tekstslide


                Cultuuroverdracht
                socialiserende functie
                van de media

                Massamedia zorgen voor het doorgeven en verspreiden van kennis en cultuur.

                Cultuur = alle normen, waarden en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving gemeenshappelijk hebben.
                Bijvoorbeeld: TV-programma's over Koningsdag of de intocht van Sinterklaas.


                Slide 31 - Tekstslide


                Vrijetijdsbesteding
                Sinds de jaren 50 hebben we steeds meer vrije tijd.

                Massamedia spelen in op onze vrijetijdsbesteding. Dat zie je aan de amusementsprogramma's op tv.
                bijvoorbeeld soaps, films, quizen.

                Slide 32 - Tekstslide

                Slide 33 - Tekstslide