Kruising + intermediair

Thema 3 Erfelijkheid
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Erfelijkheid

Slide 1 - Tekstslide

fenotype vs. genotype

heterozygoot - homozygoot
dominant - recessief

Slide 2 - Tekstslide

Chromosomen
  • In de celkern van elke cel
  • Mens: 46 chromosomen (= 23 paar)
  • Chromosomen bevatten de erfelijke eigenschappen (genotype)

Slide 3 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Man: XY
Geslachtscellen: X of Y

Vrouw: XX
In geslachtscellen X 

Slide 4 - Tekstslide

Kruisingen
Bij geslachtgelijke voortplanting:
genen van vader en moeder worden gekruisd
Er ontstaan nieuwe genotypen

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld kruising

Slide 6 - Tekstslide

Uitwerking kruising
Noteer eerst de P -generatie: AA x aa
Welke geslachtscellen?               A        a
F1                                                                Aa

Kans op Zwartbont = 100 %
Kans op Roodbont = 0%

Slide 7 - Tekstslide

De jongen uit de F1 planten zich onderling voort...
F1:                                      Aa    x    Aa
Geslachtscellen       A of a       A of a
Kruisingsschema:           A               a
                                     A       AA            Aa
                                     a       Aa             aa



Slide 8 - Tekstslide

Compleet uitgewerkte kruising

P:                                  AA             x                    aa

Geslachtscellen:    A                                      a

F1:                                                  Aa

                                     Aa             x                 Aa

Geslachtscellen: A of a                         A of a

F2:


Slide 9 - Tekstslide

De kans op Roodbont = 25%
De kans op Zwartbont = 75%
Verhouding genotype = 
AA:Aa:aa = 1:2:1

Verhouding fenotype =
Zwartbont : roodbont = 3:1

Slide 10 - Tekstslide

Verschillende kruisingen:
- Normale kruising (ook wel monohybride kruising)
- Intermediaire kruising
- X-chromosomale kruising

-> stambomen

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld kruising

Slide 12 - Tekstslide

Compleet uitgewerkte kruising

P:                                  AA             x                    aa

Geslachtscellen:    A                                      a

F1:                                                  Aa

                                     Aa             x                 Aa

Geslachtscellen: A of a                         A of a

F2:


Slide 13 - Tekstslide

Intermediaire kruising

Slide 14 - Tekstslide

Intermediaire kruising
Beide genen zijn even sterk. 
Er is geen dominant gen.
De genen worden gemengd.

  • In een opgave wordt altijd 
  • genoemd dat het intermediair is
  • Bij intermediair zijn er 3 fenotypen
  • De heterozygoot is de mengvorm (hier de grijze kip)

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld intermediaire kruising
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld intermediaire kruising
Stap 1  het is intermediair, dus Awit en Arood
Stap 2 De volgende mogelijkheden zijn er:
   Awit Awit        =>  Deze koe is wit
  Awit Arood     =>  Deze koe is rood-wit
  AroodArood  =>  Deze koe is rood
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld intermediaire kruising
Stap 3  Vul het kruisingsschema in
Beide ouders zijn rood-wit, dus
beide ouders zijn AwitArood

Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld intermediaire kruising
Stap 4  vul de vakjes in

Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
AwitAwit
Kijk naar de vorige slide
Deze koe is wit
AwitArood
Kijk naar de vorige slide
Deze koe is rood-wit gevlekt
AwitArood
Kijk naar de vorige slide
Deze koe is rood-wit gevlekt
AroodArood
Kijk naar de vorige slide
Deze koe is rood

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeld intermediaire kruising
Stap 5 De vraag is: hoe groot is de kans
op een witte nakomeling.
Wit moet zijn AwitAwit, dat is 1 vakje dus 25%
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?
Bij een runderras is de vachtkleur rood of wit of rood-wit gevlekt. De vachtkleur is een erfelijke eigenschap.
Als een homozygoot rood rund wordt gekruist met een homozygoot wit rund zijn alle nakomelingen rood-wit gevlekt. Het fenotype van deze nakomelingen wordt intermediair genoemd.

Twee rood-wit gevlekte runderen worden met elkaar gekruist. Hoe groot is de kans op een witte nakomeling bij deze kruising?

Slide 20 - Tekstslide

Intermediaire kruising
Beide genen zijn even sterk. Geen dominant gen.
Onder de nakomelingen bevinden zich 'mengvormen' van de genotypen.

Slide 21 - Tekstslide

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
75%
C
50%
D
0%

Slide 22 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Wat is het genotype van de konijntjes uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 23 - Quizvraag

De konijnen in de F1 hebben allemaal genotype Aa.
De konijntjes planten zich onderling voor. Werk de kruising uit.

Slide 24 - Open vraag

Uit de kruising komt:
A a
A AA Aa
a Aa aa
Wat is de verhouding in de genotypen? En wat in de fenotypen?

Slide 25 - Open vraag

Verschillende kruisingen:
- Normale kruising (ook wel monohybride kruising)
- Intermediaire kruising
- X-chromosomale kruising

-> stambomen

Slide 26 - Tekstslide

De Geslachtschromosomen

Slide 27 - Tekstslide

Het X-Chromosoom
  • Chromosoom 23
  • Normale afmeting
  • niet-geslachtsbepalende eigenschappen
  • Mannen + vrouwen hebben een actieve.

Slide 28 - Tekstslide

Het Y-Chromosoom
  • Kleinste chromosoom

  • Coderen voor man-zijn
  • Exclusief in mannen

Slide 29 - Tekstslide

Kleurenblindheid.
  • Het allel waarmee je rood/groen onderscheidt ligt op het X-Chromosoom.
  • Dat heeft vooral voor mannen een onverwacht gevolg.

Slide 30 - Tekstslide

Denk mee..
  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenblinde man en een homozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenblinde man en een heterozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenziende man en een heterozygoot (niet-kleurenblinde) vrouw krijgen een kind

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

  • Het gen voor kleurenblindheid is recessief en is X-Chromosomaal.
  • Een kleurenziende man en een kleurenblinde vrouw krijgen een kind

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Conclusie:
Mannen hebben vaker last van X-chromosmale afwijkingen

  • Hemofilie (bloederziekte)
  • Ziekte van Duchenne (spierdystrofie)
  • Ichtyosis (verhoorningsstoornis)

Slide 39 - Tekstslide