2mh - Les 6 P4: de 3e naamval en het ww werden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Heute

Lernziele / Wiederholung:

- de +3 voorzetsels

- de persoonlijk voornaamwoorden na een +3 of +4 voorzetsel

- het werkwoord werden

Wat betekent het werkwoord 'werden' in het Nederlands?

werden -> betekenis (1)

worden

• Morgen werde ich 16.
• Ich will später Lehrerin werden.
• Mein nächstes Fahrrad wird blau.
• Ich werde verrückt!

uitleg

werden -> betekenis (2)

zullen, gaan ..., van plan zijn

• Das werde ich nicht machen. 
• Wir werden dich morgen besuchen. 
• Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
• Werdet ihr das Buch noch lesen?

uitleg

• Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
• Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
• Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
• Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?

werden: zullen, gaan ..., van plan zijn

gehen: ergens naartoe

uitleg

Ali will später Lehrer ...

1/4

1. werden
2. gehen

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.

2/4

1. werden
2. gehen

Das ... ich echt nicht
machen!

3/4

1. werden
2. gehen

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!

4/4

1. werden
2. gehen

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

e

st

t

en

t

en

werden -> uitzondering

werd

werd

werd

werd

werd

werd

wirst

wird

du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!

Let op de exta 'e'.

e

e

e

uitleg

Jij wordt later dierenarts.
Du ... später Tierarzt.

1/4

1. werdest
2. wirst
3. wirdst
4. wirdest

Thomas gaat ons helpen.
Thomas ... uns helfen.

2/4

1. werdet
2. wirst
3. werdest
4. wird

Word jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

3/4

Ik ga mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.

4/4

Samenvatting

uitzondering:  werden

werden:                                          

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

werden heeft 2 betekenissen:

1. worden
2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:

• werden = van plan zijn, zullen
• gehen = ergens naartoe

uitleg

VERTAAL: met mij

1. met mich
2. mit mir
3. mit mich

VERTAAL: bij u

1. bei Ihnen
2. bei Sie
3. bei Uh

VERTAAL: bij jou

1. bei dich
2. bei dir

VERTAAL: door hem

1. durch ihn
2. durch ihm

VERTAAL: met hem

1. mit ihn
2. mit ihm

VERTAAL: voor mij

VERTAAL: zonder jou

Viel Erfolg nächste Woche!