1.5 - Oorzaken en gevolg

Planning

  • Uitleg vaardigheden
  • Zelfstandig opdrachten maken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning

  • Uitleg vaardigheden
  • Zelfstandig opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

Nederland?
  • Neutraliteitspolitiek, niet lid geweest van een bondgenootschap.
  • Niet betrokken bij de oorlog, wel last van gehad.
  • Rust in het land na 1918, de meeste mensen zijn tevreden. 
  • Afkeer van oorlog en militarisme. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Oorzaken en gevolgen
  • Oorzaak: waarom gebeurt iets?

  • Gevolg: gebeurtenis zorgt voor veranderingen
  • Vaak meerdere gevolgen

  • Directe oorzaak = aanleiding?
  • Lange termijn/korte termijn?
  • Bedoelde/onbedoelde?

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende gebieden
  • Politiek-bestuurlijk?
  • Verdeling macht, bestuur, wetten etc.
  • Sociaal?
  • Samenleving, denken daarover
  • Economisch?
  • In onderhoud voorzien, verdeling geld/opbrengsten
  • Cultureel?
  • Ideeën van mensen, geloof, wetenschappen, kunsten.

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opgaven van 1.5

Slide 6 - Tekstslide

Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand

Slide 7 - Quizvraag

Welk land hoort niet bij de Geallieerden?
A
Engeland
B
Verenigde Staten
C
Frankrijk
D
Duitsland

Slide 8 - Quizvraag

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 9 - Quizvraag

In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Je kent het verschil tussen oorzaak en aanleiding. Twee zinnen daarover:

I De aanleiding heeft altijd met geweld te maken. Het is een oorlog, of een moord, of een vechtpartij. Oorzaken hebben niet altijd met geweld te maken.

II De aanval van Duitsland op België en Frankrijk was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog
A
Zin I is juist, zin II is onjuist.
B
Zin I is onjuist, zin II is juist.
C
Zin I en II zijn allebei juist.
D
Zin I en II zijn allebei onjuist.

Slide 12 - Quizvraag

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 13 - Quizvraag

Van welk land was het Von Schlieffen-plan het aanvalsplan?

Slide 14 - Open vraag

Welk land hoort niet bij de Centralen
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Bulgarije
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO

Slide 17 - Quizvraag

Het bondgenootschap waar Duitsland bij hoorde, heette de ...

Slide 18 - Open vraag

Huiswerk
Maak 1.5: 1b, 2b, 4, 5, 8

Slide 19 - Tekstslide